Eigenlijk wil ze er niet over praten. Niet als het erover gaat dat zij, het uit Sierra Leone geadopteerde weesmeisje over wier levensverhaal een Hollywoodfilm in de maak is, de eerste zwarte Clara is van Het Nationale Ballet, van Nederland én daarbuiten.
Maar Michaela DePrince (20), debuterend in de hoofdrol van Notenkraker en Muizenkoning, wil wél een rolmodel zijn. „Het is treurig een zwarte danseres in de hoofdrol opzienbarend is. Maar ik weet dat er zwarte meisjes zijn die klassiek danseres willen worden en denken dat het niet kan, omdat ze geen voorbeelden zien. Mijn antwoord: wees niet bang een klaproos in een veld vol narcissen te zijn. Als er één is, komen er meer.”
Geen slechte metafoor: de wereld van de klassieke dans is van oorsprong wit, en is dat tot nog. Zwarte dansers zijn schaars, zeker vrouwen in de hogere regionen. Pas dit jaar werd in de Verenigde Staten Misty Copeland als eerste Afro-Amerikaanse danseres benoemd tot principal (de hoogste rang) van een groot, klassiek gezelschap, het American Ballet Theatre.
Een kwestie van aanbod, aldus Ted Brandsen, artistiek leider van Het Nationale Ballet. Op audities ziet hij nauwelijks donkere dansers. Volgens zijn collega Cassa Pancho van Ballet Black ligt dat aan het ontbreken van voorbeelden én kennis. Pancho komt tijdens Holland Dance Festival in februari naar Den Haag met haar gezelschap, dat exclusief uit donkere en Aziatische dansers bestaat. Vijftien jaar geleden richtte zij de op klassieke leest geschoeide groep op toen zij, voor haar afstudeerscriptie op zoek naar zwarte ballerina's in Groot-Brittannië, geen gesprekspartners kon vinden.
Pancho: „Ze waren er niet. Het is nu beter, maar lange tijd heerste het vooroordeel dat zwarte dansers geen geschikt fysiek zouden hebben. En klassiek ballet zou ook cultureel niet relevant zijn voor een zwart publiek.” Zij zoekt zelf juist een divers publiek, en dansers waarin uiteenlopende toeschouwers zich herkennen.
DePrince, die een seizoen bij het (zwarte) Dance Theatre of Harlem danste, is niet per se enthousiast over een dergelijke groep. „Wat als een witte danser hun repertoire aantrekkelijk vindt? Wordt die dan geweigerd? Dat is toch ook onzin.”
Zij gelooft eerder in een diverser samenstelling van de gevestigde klassieke gezelschappen. De afgelopen jaren ziet zij verbetering maar, zegt ze, dan gaat het vaak om wat zij 'gekleurde' danseressen noemt. DePrince: „Misty Copeland is relatief licht. Ik zeg niet dat je het dan gemakkelijker hebt, maar je ziet zelden dansers die zo donker zijn als ik.”
Het Nationale Ballet had in de jaren zestig al enkele zwarte solisten en half-solisten - Sylvester Campbell, Raven Wilkinson, Billy Wilson – maar sindsdien waren de hoogste rangen wit. Met haar debuut als Clara krijgt DePrince, nu nog lid van het corps de ballet, in principe ook uitzicht op verdere promotie en 'nog wittere' hoofdrollen, bijvoorbeeld in Giselle of Het Zwanenmeer. Brandsen heeft haar nu min of meer kleurenblind gecast, met witte toneelouders en een witte prins.
„Zelfs het meisje dat 'jonge Clara' danst is lichter dan Michaela”, zegt hij. „Natuurlijk is het voor het begrip van het verhaal prettig als dat meer in één lijn ligt. Maar we gaan een zeer getalenteerde jonge danseres geen rol ontzeggen omdat haar huidskleur niet correspondeert met de andere. We vertrouwen op het begrip van het publiek en de magie van het theater.”
DePrince liep als jong meisje de rol van Clara wél mis door haar kleur. Wat dat betreft verrast Nederland haar – al houdt zij moeite met de Zwarte Piet in deze Hollandse Notenkraker en Muizenkoning.