Verwachtingen had ze niet. Heel blijven is het devies, voorzichtig terugkeren in de sport die haar zo lief is. Jorien ter Mors zit in „een opbouwjaar” waarin ze een nieuwe balans probeert te vinden na de mentale en fysieke tegenslagen rond haar olympische successen in Sotsji, twee jaar geleden. Maar zelfs met een aangepast trainingsregime was de 26-jarige schaatsster zondag op de 1.500 meter in Thialf veel te sterk voor haar directe concurrenten, Ireen Wüst en Marrit Leenstra.
Het was nota bene voor het eerst sinds haar gouden race van Sotsji, op 16 februari 2014, dat ze weer eens een 1.500 meter reed. De shorttrackster die zo wonderbaarlijk eenvoudig overstapt naar de langebaan verloor een heel seizoen; aan fysieke en mentale uitputting in de nasleep van de Spelen en als gevolg van de dood van haar vader, haar grootste fan. Overreached, luidde de officiële diagnose, het voorportaal van overtraindheid. Niets kon ze meer. Zelfs fietsen was haar te veel.
Hele dagen sliep Ter Mors weg, voordat ze in het voorjaar van 2015 voorzichtig de draad weer oppakte. Maar nog altijd achten zij en haar coach, shorttrackbondscoach Jeroen Otter, het nog niet verstandig „volle bak” te trainen. „Ik was het bangst voor die laatste ronde”, erkende Ter Mors zondagmiddag dan ook in Thialf. Maar de lach is weer terug op haar gezicht.
Ze ging inderdaad „dood”, zoals gebruikelijk op de schaatsmijl, dat longen verschroeiende nummer. Maar zelden was het zwaarder dan nu. Na haar race stortte ze neer naast de ijsbaan. „Ik ben het niet meer gewend, doodgaan”, sprak ze een uurtje later, weer langzaam tot leven gewekt. „Hoe vaker je doodgaat, des te sneller je herstelt. In Sotsji was ik niet zo kapot als nu. Nu kon ik niet meer op mijn benen staan. In die laatste ronde kwam ik in een zone waarin ik nog niet was geweest. Maar voor een eerste 1.500 meter na al die tijd mag ik niet klagen.”
Tempohardheid
Het hoort bij het proces, bij de terugkeer van een topsporter die het een jaartje noodgedwongen rustig aan heeft moeten doen. Pas sinds een paar weken doet ze weer aan trainingen die haar „tempohardheid” moeten verhogen. „Normaal doe je die trainingen in de zomer, om de hardheid te creëren die je nodig hebt voor de races.”
Het is de shorttracker in Ter Mors, de intervaltrainingen, die haar door dit soort zware ronden heen sleurt, is de overtuiging van Otter, de grote man achter de recente successen van Ter Mors, Sjinkie Knegt en de beide nationale relayploegen. „Technisch blijven schaatsen, ook als het lactaat uit je oren komt.”
Toch was Ter Mors zondag nog verrast over de uitslag. Met haar tijd (1.55,56) was ze ruimschoots sneller dan Wüst (1.56,82) en Leenstra (1.57,68). „Ik had wel gedacht dat de rest dichterbij zou zitten”, zei ze.
Voor oud-olympisch kampioene Wüst gold de verzachtende omstandigheid dat ook zij op de weg terug is, nadat zij in het voorseizoen tijdens het fietsen bij een nare valpartij was betrokken. Wüst was al opgelucht dat ze zich, met Leenstra en Ter Mors, plaatste voor de WK afstanden, volgende maand in Kolomna.
Maar de afgetekende overwinning tekent de bijzondere topsporter Ter Mors, die enkele jaren geleden af en toe op de 400-meterbaan ging trainen om een betere shorttrackster te worden. Alles voor de sport, alles om te kunnen winnen, waar dan ook.
In de twee ijsstadions van Sotsji, waar ze beide sporten combineerde, groeide ze uit tot een internationaal fenomeen, met twee olympische titels op de langebaan en nét geen medaille in de sport die bij haar op de eerste plaats komt.
Na haar tussenjaar probeert Ter Mors haar lichaam dit seizoen weer op te bouwen voor haar volgende olympische klus, de Spelen van Pyeongchang in 2018. Daar hoopt ze alsnog een shorttrackmedaille te halen. „Volgend jaar wil ik er weer helemaal staan”, zegt ze. „Ik blijf rustig doorbouwen.”
Toch rijdt ze nog opmerkelijk veel voor iemand die bezig is aan een comeback. World Cups in het shorttrack, World Cups op de langebaan, komend weekeinde de NK shorttrack in Amsterdam, daarna de WK afstanden in Kolomna, het WK sprint en de WK shorttrack (beide in Seoul). „Dat lijkt veel, maar bij de World Cups shorttrack rijd ik niet alle afstanden. Dus ik rijd wel alle weekenden, maar niet zo intensief.”
Maar makkelijk is het niet, schaatsen met de handrem. Regelmatig, zoals zondag in die laatste ronde, wordt ze eraan herinnerd dat ze feilbaar is. „Als ik in een World Cup hard rij, loop ik in de training erna zo weer tegen een muur op”, lacht ze. „Bam! Dan weet ik weer dat ik misschien nog niet alles kan en word ik door mijn eigen lichaam weer in de realiteit gezet. Maar dat hoort erbij. Het heeft gewoon tijd nodig.”