Volwassen kinderen die naar huis komen met Kerst – iedere lezer die niet als wees of enig kind is opgegroeid, zal zich iets kunnen voorstellen bij de spanningen die dat met zich mee kan brengen. In Het groene pad, de nieuwe roman van de Ierse Anne Enright (1962), wordt de situatie ook nog eens op de spits gedreven doordat de moeder aankondigt dat ze het huis waarin haar kinderen zijn opgegroeid gaat verkopen.
Zesenzeventig is ze, de weduwe Rosaleen Madigan, en ze heeft vier kinderen grootgebracht: Hanna, een weinig succesvolle actrice met een drankprobleem, de homoseksuele Dan, die vroeger priester wilde worden, Emmet, die in Afrika ontwikkelingswerk doet en Constance, die in de buurt woont en een oogje in het zeil houdt als het om moeder gaat.
In het eerste deel van de roman, ‘Weggaan’, worden in afzonderlijke hoofdstukken een voor een de kinderen geïntroduceerd. Enright weet te voorkomen dat dit deel al te fragmentarisch wordt doordat ze hen in opeenvolgende levensstadia presenteert, zodat uit de afzonderlijke verhalen de ontwikkelingsgeschiedenis van het gezin te destilleren valt. Maar de auteur doet dat subtiel, met kleine verwijzingen. Elk gezinslid krijgt haar aandacht en wordt door haar behandeld als individu. Het is alsof ze onderzoekt hoever ze daarmee kan gaan zonder dat het boek in fragmenten uiteenvalt. De eenheid van de roman wordt versterkt in het tweede deel, ‘Thuiskomen’, waarin de kinderen zich rond Kerst verzamelen in het ouderlijk huis.
Enright beschrijft het gezin vanuit verschillende perspectieven, met veel aandacht voor details, een beetje onderkoeld maar nooit afstandelijk. Eerder dit jaar haalde Het groene pad de longlist van de Booker Prize; een plaats op de shortlist zou niet onverdiend zijn geweest. De eigenlijke held van de roman is de moeder, die door haar eigenzinnige gedrag op het laatst nog voor het nodige drama zorgt: door te verdwijnen dwingt ze haar kinderen tot handelen. De traagheid waarmee ze daartoe overgaan is veelzeggend.