Fauzia Ilyas was een schoolmeisje van zestien in Lahore, de tweede stad van Pakistan, toen haar vader met een verpletterende mededeling kwam. Ze moest trouwen. Met een zakenman die ze nog nooit had ontmoet en over wie ze niets wist. Het betekende het begin van een jarenlange lijdensweg, die haar van haar islamitische geloof zou doen vallen en voorlopig zou eindigen in een asielzoekerscentrum in Den Helder.
„Ik kwam zelf uit een religieuze familie en ook mijn man was heel godsdienstig”, vertelt de nu 26-jarige Fauzia, een tengere vrouw met een levendig gezicht. Tijdens het gesprek in een muf ruikend lokaaltje naast de portier van het asielzoekerscentrum houdt ze haar winterjas aan. „De mensen zeiden allemaal dat ik gelukkig moest zijn maar dat was ik helemaal niet. Ik wilde veel liever verder studeren maar dat mocht niet meer.”
Haar man verbood haar zonder toestemming naar buiten te gaan. „Bedek je gezicht, beval hij me. Ik mocht van hem niet meer met vriendinnen praten. Ik voelde me een gevangene”, zegt Fauzia. Hun toch al gespannen relatie verslechterde snel. Steeds vaker werd hij boos en hij begon zijn jonge vrouw te slaan, harder en harder. Ook misbruikte hij haar seksueel. „Ik moest vreselijk huilen en vroeg mijn vader om hulp. Maar die zei: gehoorzaam je echtgenoot, zo hoort het in de islam.” Op haar moeder hoefde ze evenmin te rekenen. Die mocht in aanwezigheid van mannen toch niets zeggen. Fauzia: „In de islam is de man goed, hij is altijd superieur aan de vrouw.”
Als goede moslim bleef Fauzia ook in deze moeilijke periode vijf keer per dag bidden. „Ik smeekte Allah tijdens mijn gebeden: waarom helpt u me niet, waarom steunt u mijn man tegen mij? Maar er veranderde niets. In de tijd dat ik hem het hardst nodig had, was Allah er niet voor mij.”
Toen ze merkte dat het opperwezen niets voor haar deed ondanks haar vurige gebeden bekroop haar geleidelijk twijfel of er wel een God bestond. In 2011 – in middels vijf jaar gehuwd en moeder van een dochtertje van vier – bekende ze haar man dat ze niet langer in Allah geloofde. Een gedurfde stap in een door en door islamitisch land, waar velen vinden dat afvalligen de doodstraf verdienen.
Vier jaar haar dochter niet gezien
Haar echtgenoot schopte haar prompt het huis uit en stapte naar de rechter om een gerechtelijk bevel te krijgen dat Fauzia als ongelovige moeder niet meer bij haar dochtertje mocht komen. Hij kreeg zijn zin. „Vier jaar heb ik mijn dochter niet meer kunnen zien”, zegt Fauzia en haar gezicht verstrakt. „Hoe kun jij een meisje opvoeden, zeiden ze. Jij bent een kafir (ongelovige).” Ze zwijgt even, maar herneemt zich dan.
Na haar bekentenis brak voor Fauzia een zo mogelijk nog eenzamere periode aan dan voordien. Niet alleen haar echtgenoot, ook haar eigen familie wilde niets meer met een afvallige als zij te maken hebben. Veel vriendinnen verbraken het contact. „Ze zeiden je bent een kafir, je zult in de hel branden”, zegt Fauzia, nippend aan een bekertje koffie van het asielzoekerscentrum.
Eerst bracht ze enige tijd bij vrienden door, die nog niet wisten dat ze de islam vaarwel had gezegd. Kort daarop wist ze een baantje te bemachtigen bij een reclamebureau in Lahore, dat ook evenementen organiseerde. Daar leerde ze Sayed Gillani kennen, een vijf jaar oudere man die al eerder zijn geloof in Allah had verloren. Ook hij was getrouwd geweest en had zelf twee dochters. Zijn afvalligheid leidde eveneens tot een frontale botsing met zijn familie. Zijn vader plaatste zelfs een advertentie dat hij Sayed niet langer als zijn zoon beschouwde.
Voor Fauzia was het een enorme opluchting dat Sayed haar atheïstische overtuiging deelde. Vooral Sayed speelde al enige tijd met de gedachte online een groep voor ex-moslims op te richten. In 2012 besloten ze dat plan samen uit te voeren. „Er was geen enkel ander platform waarop we met elkaar konden praten”, zegt Fauzia. „We wilden hiermee voorkomen dat andere mensen net zoveel zouden lijden als wij.”
Paar maanden in de cel
De familie van Sayed ontdekte hun plannen, toen hij zijn laptop thuis had laten aanstaan. Niet alleen beseften ze dat hij, hoewel nog getrouwd met zijn eerste vrouw, uitging met Fauzia, ook vonden ze de plannen voor het online ontmoetingsplatform voor niet-gelovigen. De familie probeerde hem op andere gedachten te brengen, maar schakelde uiteindelijk de politie in. Sayed verdween een paar maanden in de cel. Na zijn vrijlating keerde hij in eerste instantie terug naar zijn familie, om niet lang daarna alsnog naar Fauzia te vluchten, die inmiddels op een nieuwe, anonieme locatie zat in de miljoenenstad Lahore.
Nog datzelfde jaar richtten de twee de Atheists & Agnostics Alliance Pakistan (AAAP) op. Eerst verliepen de contacten met gelijkgestemden via Facebook. Onder een schuilnaam of slechts met gebruik van hun voornamen. Er bleken honderden mensen uit het hele land geïnteresseerd. Een jaar later gingen ze een stap verder en begonnen met een website, nog altijd zonder hun namen prijs te geven. Het werd een succes. „We kregen echt een geweldige respons”, vertelt Fauzia. „Onze organisatie heeft nu zo’n 3.000 leden.”
Ook gingen ze in 2014 samenwerken met geestverwanten in het buitenland. Zowel met de Council of Ex-Muslims of Britain en de International Humanist and Ethical Union (IHEU), de enige wereldwijde koepelorganisatie voor humanisten, atheïsten en rationalisten. Heel discreet werden er soms in Pakistan ook ontmoetingen met andere leden belegd, thuis bij Fauzia en Sayed of bij anderen. „Dat moest allemaal in het diepste geheim”, zegt Fauzia, „want Pakistan is geen vrij land”.
Het lot en hun atheïstische opvattingen hadden Fauzia en Sayed bij elkaar gebracht. Toch was het geen liefde op het eerste gezicht, vertelt ze. Pas in mei 2014, toen ze al een hechte tandem waren geworden, besloten ze hun leven te delen en trouwden. „We hadden allebei veel geleden”, zegt Fauzia. „Allebei hadden we onze kinderen feitelijk verloren, ik mijn dochtertje, hij de zijne.”
Militante moslims zaten hen echter op de hielen. Twee keer werd de Facebooksite gehackt en de website een keer. In april van dit jaar gebeurde wat Fauzia en Sayed al langer hadden gevreesd: iemand kwam achter Fauzia’s identiteit en toog naar de politie om een aanklacht in te dienen wegens blasfemie: hij zei aanstoot te hebben genomen aan haar opvattingen. De politie, begreep Fauzia, zou haar nu proberen op te pakken. Nauwelijks durfden Sayed en zij nog buiten de deur te komen. „Ik was doodsbang”, zegt ze. „Mijn leven was in groot gevaar. Ik stopte met mijn werk. Soms hadden we nauwelijks meer genoeg te eten in huis omdat we geen boodschappen durfden te doen.”
Allebei naar Nederland
Na rijp beraad besloten ze dat Fauzia moest vluchten, bij voorkeur naar een Europees land. Ze verkochten al hun huisraad en met financiële hulp van vrienden namen ze een ‘agent’ in de arm, die haar naar Dubai wist te krijgen. Dezelfde man regelde dat ze een maand later kon doorvliegen naar Nederland. Daar kwam ze op 30 augustus aan.
Daarmee was Sayed nog niet in veilige haven. Ook hij liep gevaar, maar het geld ontbrak voor zijn vlucht. Hij zocht een heenkomen bij vrienden. Die brachten geld bijeen en wisten ook hem het land uit te krijgen. Twee weken geleden kon hij zich bij Fauzia in Den Helder voegen.
Zij aan zij doen ze hun verhaal in het muffe zaaltje, waar bezoekers van het asielzoekerscentrum terechtkunnen.„Er zijn hier veel vluchtelingen die ongelukkig zijn”, zegt Sayed, en hij duwt zijn bril recht. „Maar wij zijn de Nederlandse regering erg dankbaar: we hebben een bed, eten en een warme douche. En het belangrijkste: we voelen ons veilig hier.”
Hun toekomstplannen zijn nog onzeker, maar Fauzia is vast van plan zich te blijven inzetten voor de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst in haar geboorteland en elders. „Het gaat niet alleen om ons beiden, maar om de rechten van iedereen”.