Schrijf me nog niet af. Voor de zekerheid herhaalt Joeri Verlinden zijn woorden nog eens. Drie jaar geleden miste hij in Londen op 0,38 seconde een olympische medaille in een finale naast de meest succesvolle sportman aller tijden, Michael Phelps. Daarna werd het stil rond de Limburger. Alles kreeg hij op zich af: schouderblessures, een gebroken pols, hartritmestoornissen, trainerswisselingen, een mislukte comeback, geldzorgen. „Het enige wat ik nog had was mijn droom.”
Er verschijnt een lach op zijn gezicht. Het gespierde lijf werkt weer mee. Wat hem erdoorheen sleepte als hij moederziel alleen aan het fietsen was in de fitnessruimte, of werd onderworpen aan weer zo’n akelig onderzoek aan zijn haperende hart? „De gedachte aan die vijf ringen”, zegt hij aan de vooravond van de Swim Cup in Amsterdam, waar hij zaterdag de limiet voor Rio wil zwemmen op zijn afstand, de ‘100 vlinder’. „Ik dacht alleen: zo kan het niet eindigen. Ik ben nog niet klaar met zwemmen.”
Joeri Verlinden (27) uit Melick, een kerkdorp onder Roermond, kreeg weinig cadeau in zijn leven. Al bij zijn geboorte werd hij op achterstand gezet, toen bleek dat zijn rechternier slecht functioneerde. Binnen drie maanden werd het orgaan verwijderd, maar een leven op één nier bleek geen belemmering op weg naar de wereldtop.
Een halve seconde van goud
Even lag de wereld aan zijn voeten, toen hij in 2012 in het Aquatics Centre van Londen op een medaille joeg in het kielzog van grootheden als Phelps, Chad le Clos en Milorad Cavic. Misschien klinkt het arrogant, excuseert hij zich: „Maar daar was ik niet zo goed als ik in de voorbereiding had laten zien. Daar baal ik nog steeds van. Een halve seconde van goud. Mijn olympische diploma voelde als wc-papier, zo teleurgesteld was ik. Op die olympische finale wil ik niet terugkijken als een hoogtepunt, want ik weet dat ik nog zoveel meer in mijn lijf heb.”
Totdat dat lijf ging tegensputteren, begin 2013. Eerst zijn linkerschouder, later rechts. Alles bij elkaar hield het hem anderhalf jaar bezig. „Alles deed pijn als ik in het water lag, ik kon nog geen drie slagen maken. Ik wist niet hoe het kwam. Misschien door een verkeerde manier van aansturen in het water. Omdat ik heel flexibel ben in mijn schoudergewrichten kan ik hele rare hoeken maken. Maar als je vanuit een hele rare hoek kracht zet krijg je te veel spanning op je schouder. Daardoor werd een zenuw beklemd.”
Tijdens zijn lange herstelperiode brak hij ook nog zijn pols, toen hij uitgleed in de revalidatieruimte. Er ging een streep door de WK langebaan in Barcelona – dat kon er ook nog wel bij.
Hartritmestoornissen
De vlinderslagspecialist was nog niet hersteld of hij kreeg alweer de volgende klap te verduren, twee dagen voordat hij met de nationale ploeg zou afreizen naar Thailand, voor een trainingskamp. Plotselinge hartritmestoornissen brachten hem niet naar het luxeoord in Zuid-Oost-Azië, maar naar een cardioloog in het St. Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. „Ik weet nog hoe teamarts Reinier de Groot zijn hand op mijn schouder legde, daar in de aula, en zei: ‘Dit is echt het einde, jongen.’ Ik heb de ogen uit mijn kop gehuild. Van de cardioloog mocht ik niet eens meer een rondje om de Sloterplas lopen. Ik zou nooit meer een piekbelasting van mijn hart kunnen vragen. Even later kwam ik in het zwembad, waar mijn maten aan het trainen waren. Ik keek naar het water en dacht: hoe kan het dat ik dit nooit meer mag doen?”
Een waaier aan onderzoeken later bleek de schade – littekenweefsel op het hart – mee te vallen. Vier buitenlandse en een Nederlandse cardiogeneticus bekeken de gegevens. Zij zagen geen bezwaar in een voortzetting van zijn carrière als topsporter. „Het klinkt raar, maar ik dacht: dit heb ik altijd geweten. Zó kon het niet eindigen. Nog diezelfde middag ben ik naar het bad gegaan om te gaan zwemmen.”
Wat restte: een elektrofysiologisch onderzoek, om de belasting van zijn hart te testen. Hij denkt er met afgrijzen aan terug hoe zijn hartslag werd overgenomen door een computer, via een kabeltje dat via de lies wordt ingebracht. Defibrillator op de borst – mocht het mis gaan. „Ze zeiden vooraf tegen me: ‘Maak je niet druk Joeri, zodra je echt een ritmestoornis krijgt waar je niet meer uitkomt, wachten we tot je out gaat voordat we je de shock geven. Merk je niks van.’ Ik dacht: top, jongens, bedankt voor die mededeling. Lag ik daar een uur op tafel: mijn hart werd via de computer op 130 slagen gebracht, terug naar 28, naar 180, naar 230, alle kanten op. Volkomen overgeleverd.”
In de nasleep liep hij nog een slagaderlijke bloeding in zijn lies op, maar eindelijk was de beproeving van Joeri Verlinden voorbij. Voorlopig. Hij staat nog wel onder jaarlijkse controle. „Ik heb net vorige maand weer groen licht gekregen.”
Zijn terugkeer in het water begon veelbelovend, maar de schouderklachten keerden terug. Na de mislukte EK in Berlijn (2014) liep de samenwerking met zijn coach Martin Truijens in Amsterdam stuk, na vier jaar. Verlinden wil er nog altijd maar weinig over kwijt. „Het heeft niet gebracht wat Martin en ik er beiden van hadden gehoopt. Mijn progressie in die jaren op de 100 meter was achthonderdste van een seconde, terwijl we beiden het idee hadden dat er veel meer in zat. Dat was niet waar ik voor naar Amsterdam was gegaan.”
Een jaar geleden begon hij daarom helemaal opnieuw. Zonder geld, want zijn A-status van sportkoepel NOC*NSF was hij kwijt door alle blessures en tegenvallende prestaties. „Ik ben teruggevallen op mijn pappie en mammie.”
Een olympisch finalist in het dorpszwembad van Melick – het was even wennen. Crowdfunding moest financieel wat ruimte scheppen: hij verkocht zijn 100 vlinder per strekkende meter aan kleine sponsors. „Ik heb 42 meter verkocht. Daarmee kan ik het dit jaar uitzingen.”
Verlinden zwemt inmiddels in Eindhoven, waar hij na alle schouderproblemen opnieuw leerde zwemmen met hulp van Jan Herber, de fysiotherapeut die in het verleden aan de zijde van Pieter van den Hoogenband stond. „Ik heb in het begin heel veel zwangerschapsoefeningen gedaan, op zo’n skippybal. Een half uurtje over die bal hangen, alles loslaten. Dat hielp: ik had opeens veel minder spanning in mijn nek, in mijn schouders.”
En hij leerde een nieuwe slag aan, minder belastend voor zijn schouders. „Met die nieuwe techniek zwem ik veel meer ontspannen. Ik weet niet of ik veel harder zwem, maar het doet geen pijn meer.” Voordat hij verder gaat klopt hij met zijn knokkels op de houten tafel.
Vlinderslag is als stadsverkeer
Zijn droom blijft een olympische medaille op de vlinderslag. Afgezien van Inge de Bruijn kende borstcrawlland Nederland nauwelijks specialisten op de zwaarste van alle slagen. „Het is de mooiste slag die er is”, zegt hij. „Op de 200 meter fikken je longen weg, zó zwaar. Borstcrawl is als een auto op de snelweg, je verbruikt heel weinig benzine. Vlinderslag lijkt meer op stadsverkeer. Optrekken, afremmen. Optrekken, afremmen. Stop and go. Het is niet efficiënt, kost heel veel benzine. Maar de 100 meter is lekker als je goed uitgerust bent. Als je met je armen uitduwt vlieg je heel even over het water na je vlinderkick. Dat voelt geweldig.” Ik vind het wel een stoere slag. Zeg maar ‘meer voor mannen’.”
Ook Verlinden kan genieten van zijn grootste tegenstander, Michael Phelps, die met zijn achttien olympische titels een levende legende is. Ook in Rio is de Baltimore Bullet er gewoon weer bij. „Als hij zwemt lijkt het zo gemakkelijk. Hoe hij beweegt, is het Federer in het water. Het is zijn tweede natuur. Hoe minder water er opspat, des te meer energie je lijf vasthoudt. Zo probeer ik ook te zwemmen, mooi en efficiënt.”
Zo zal Joeri Verlinden ook moeten zwemmen, wil hij zijn lichaam heel houden en een kans maken om Rio te halen. Over de Spelen praten vindt hij nog steeds moeilijk. „Eerst moet ik Rio halen”, zegt hij dan snel.
Het zou de kroon op zijn werk zijn. Al die tegenslagen die hij de afgelopen jaren overwon. „Ik heb nooit gedacht: ik kap ermee. Door alle tegenslagen dacht ik wel: niemand kan mij iets maken. Ik ben mentaal heel sterk geworden. Mijn beste race moet ik nog zwemmen.”