De wetenschap zegt: hoe groter het dier, hoe langer het leeft. Olifanten worden 65, sommige walvissen halen de 200 jaar. Een muis van 3 is daarentegen een zeldzaamheid.
Er zijn veel uitzonderingen op die regel. Papegaaien worden stokoud. Ook onze honden en katten spotten met die simpele theorie. De meeste honden zijn groter dan katten. Toch is 12 voor een hond een respectabele leeftijd, terwijl katten makkelijk ouder dan 16 worden.
Hoe het komt? Science van afgelopen vrijdag had een serie artikelen over veroudering. In een ervan duikt David Grimm in de ‘grote-dieren-leven-langer’-theorie. En hij roert ook de honden- en kattenkwestie aan.
Grimm komt uit bij biogerontoloog Steven Austad van de University of Alabama (VS). Die zegt: grote dieren leven langer doordat hun verre voorouders minder gevaar te duchten hadden. Ze werden niet zo vaak opgegeten. En dan ‘loont’ het, evolutionair gezien, om nog op hoge leeftijd nageslacht te kunnen krijgen en om niet zo snel te verouderen.
Om niet te verouderen moet je intensief onderhoud plegen. Voortdurend breken er DNA-moleculen in je celkern. Die moeten hersteld. Anders kan de beschadigde cel uitgroeien tot een kankercel, of zo’n cel gaat gewoon dood. Wie veel cellen verliest moet er veel bijmaken en dat leidt tot veroudering. DNA repareren vreet energie. Bovendien moet je niet doodgaan aan infectieziekten. Dus een goed afweersysteem loont ook.
Austad gaat terug naar de tijd vóórdat hond en kat zich bij de mens aansloten. Wolven, de voorouders van honden, worden maximaal 12 jaar, zegt hij. Wilde katten halen de 16. Wolven zijn sociale dieren en verspreiden daardoor makkelijker infectieziekten. Katten zijn solitair. Het zijn twee soorten met een iets andere evolutionaire druk, concludeert Austad. Voor wolven is het voortbestaan van de groep misschien belangrijker dan het individu. Bij de eigenzinnige katten ligt dat anders.
Verder mist de hond de spreekwoordelijke negen levens waar een kat wel recht op heeft. Katten kunnen zich goed tegen aanvallers verdedigen. Ze hebben klauwen en tanden, maar kunnen, mocht het nodig zijn, hard weglopen en goed klimmen. „Katten zijn zo ongelooflijk goed bewapend”, zegt Austad in Science.
Allerlei verouderingstheorieën zijn gekomen en verdwenen. De evolutionaire druk is nu favoriet. Die veroorzaakte aanpassingen. Ouder worden vereist stabiele stamcellen en stevige chromosomen om veel celdelingen te doorstaan, goede energiefabriekjes in de cel (mitochondriën) en perfect werkende DNA-reparatiesystemen. Goede hormoonsystemen die de groei reguleren en eiwitten die op tijd vervangen worden en zich dan niet ophopen, maar netjes worden gerecycled.
Belangrijk is dat het verschil in levensverwachting voor hond en kat in een ver verleden wordt gezocht. Er zijn honderdduizenden jaren overheen gegaan. Met domesticatie, de aanpassing aan de mens in de laatste 10.000 tot 20.000 jaar, heeft het weinig te maken.
De mens heeft nu wel invloed op de levensduur van hond en kat. Volgens onderzoekers en Amerikaanse dierenklinieken steeg de levensverwachting de laatste decennia voor hond en kat. Door intensievere zorg.
Leuk voor de baas, maar de vraag blijft of het dier die operaties, amputaties, chemotherapie en de bijwerkingen van langdurig geneesmiddelengebruik wel zo prettig vindt. Er zijn ook bedreigingen. Zowel honden als katten worden te dik. Dat is niet goed voor de levensverwachting.