Spanje is in verlegenheid gebracht door de vraag hoe Frankrijk geholpen moet worden in de strijd tegen IS. Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hebben extra militaire steun toegezegd. Nederland denkt nog na. Maar Spanje weet zich geen raad. De conservatieve premier Mariano Rajoy houdt zich stil en probeert het vraagstuk over de verkiezingen van deze maand heen te tillen. De meningen van de Spaanse oppositie lopen uiteen. Pedro Sánchez van de socialisten blijft vaag: „Frankrijk kan rekenen op Spaanse steun.” Albert Rivera van het liberale Ciudadanos is afgemeten: „Spanje moet deel uitmaken van de coalitie.” Pablo Iglesias van het linkse Podemos is ronduit tegen actieve steun: „Bombardementen hebben nooit tot iets geleid.”
Spanje zit in een spagaat. Als lid van de EU en de NAVO kan het land niet wegkijken nu de Fransen in staat van oorlog verkeren. Hulp bij luchtaanvallen roept echter een pijnlijke herinnering op aan de Irakoorlog. Onder leiding van de conservatieve premier Aznar nam Spanje daar toen aan deel, hoewel nationale consensus daarover ontbrak. Bij een terroristische aanslag op een aantal forensentreinen op 11 maart 2004, drie dagen voor de verkiezingen, vielen 191 doden. Aznar wees naar de Baskische afscheidingsbeweging ETA, een terreurorganisatie die hij had bestreden. Maar de bommen kwamen van Al-Qaeda. Het volk stemde Aznar weg.
Premier blijft weg bij debat
Nu, ruim elf jaar later en op weg naar de verkiezingen van 20 december, probeert Rajoy te voorkomen dat oorlogsdeelname een groot thema wordt. De premier was de afwezige bij een debat tussen de leiders van de belangrijkste partijen. Voor het eerst in de Spaanse geschiedenis stonden daar drie verschillende serieuze kandidaten voor het premierschap tegenover elkaar. Naast Sánchez (43 jaar, PSOE), Rivera (36, Ciudadanos), en Iglesias (37, Podemos) bleef het katheder van Rajoy (60) leeg. De premier geeft de voorkeur aan interviews waarbij hij zelf de regie heeft.
Rajoy had begin dit jaar na de aanslagen in Parijs op de redactie van Charlie Hebdo nog aan de oppositieleider Sánchez genoeg om een pact tegen het terrorisme te sluiten. Maar met de snelle opkomst van partijen als Ciudadanos en Podemos komt er een einde aan dit tweepartijenstelsel en moeten de meningen van Rivera en Iglesias over deelname aan een coalitie tegen de gewelddadige jihad serieus worden genomen. Dat maakt het voor Rajoy gecompliceerder. Pas als Frankrijk met een echt verzoek komt, zal de premier de verschillende partijen bijeen roepen.
Sneer aan de Partido Popular
Rivera werpt zich op als staatsman en neemt daarmee tijdens de debatten de rol van Rajoy over. De leider van Ciudadanos wijst op de verantwoordelijkheden van Spanje als lid van de Europese Unie en de NAVO. Hij benadrukt fijntjes het verschil met de Irak-oorlog en deelt daarmee een sneer uit aan de Partido Popular: „Het gaat hier nu niet om een illegale oorlog en ook niet om olie. We moeten ons verenigen tegen de terroristen. Als het volk op ons stemt, dan moeten wij beslissingen voor ze durven nemen.”
Iglesias staat links in het politieke spectrum. Het gezicht van Podemos kiest vooralsnog een tussenoplossing. Hij is wel bij de bijeenkomsten over de strijd tegen internationaal terrorisme, maar zet geen handtekening onder besluiten. Iglesias grijpt het debat aan om zich af te zetten. „In Irak noch Libië hebben bombardementen tot iets goeds geleid. Het terrorisme is er slechts groter door geworden. Als Spanje meedoet aan een oorlog, moeten we dat in een referendum voorleggen aan het volk.”
De socialist Sánchez volgt bewust de strategie om alleen Rajoy als serieuze opponent te bejegenen. Op een bijeenkomst voor internationale media stelde hij dat „Spanje heel veel voor Frankrijk kan doen”. Toen de correspondent van het Franse Le Figaro hem vroeg of hij bombardementen zou willen uitvoeren, reageerde Sánchez geïrriteerd en ontwijkend. Zo’n directe vraag beantwoorden de leiders van de gevestigde partijen liever niet voor de verkiezingen van deze maand. Daarvoor liggen de aanslagen in Madrid van maart 2004 nog te vers in het geheugen.