Opnieuw huiszoekingen in het Brusselse Molenbeek. En opnieuw: nul resultaat. De klopjacht in België op verdachten van de aanslagen in Parijs richt zich nog altijd op Molenbekers Salah Abdeslam en Mohamed Abrini. Sinds vrijdag zijn twee nieuwe verdachten in beeld: Abdeslam zou de mannen in september hebben opgehaald in Boedapest, waar ze zich ophielden in de stroom vluchtelingen die arriveerde in de Hongaarse hoofdstad.
Bij de huiszoekingen van woensdag zocht de politie ook naar vrienden en familie van Ahmed Dahmani. Hij werd al wel opgepakt – in Turkije. Dahmani is mogelijk betrokken geweest bij de voorbereiding van de terreuraanslagen in Parijs. „Een fanatieke, gedisciplineerde jongen”, zegt bokstrainer Tom Flachet over hem.
In zijn Brusselse Boxing Academy had hij Dahmani nog als pupil onder zijn hoede. Samen met kompaan Mohamed Idrissi runt Flachet sinds 2003 zijn boksschool in de oude gymzaal van een school in hartje Brussel. „Jongens als Dahmani groeien op in een samenleving waar ze niet welkom zijn. Op onze boksschool kunnen ze stoom afblazen.”
Het deed Flachet pijn toen hij in het nieuws foto’s van Dahmani zag. „We waren hem in 2010 al uit het oog verloren.” Dahmani werd een keer betrapt op cannabisgebruik, verloor zijn licentie voor kampioenboksen en gleed af in de zware criminaliteit, vertelt Flachet. „Ik wéét hoe vatbaar Molenbeekse jongens als Dahmani zijn. Hier, in de boksring, proberen we ze aan boord te houden. Maar je bent ze helaas ook zó weer kwijt.”
De voormalige wc-ruimte tegenover de gymzaal doet nu dienst als het kantoor van de boksschool. Meer budget is er niet, zegt Flachet, een joviale, breedgeschouderde Brusselaar. „Hier waren vroeger de pisbakken”, wijst hij naar zijn bureau tegen de wand waaraan een ingelijste foto van bokslegende Muhammad Ali hangt.
Flachet: „De Belgische regering investeert nu 400 miljoen in veiligheid, om de klopjachten op straat te financieren. Maar al die jaren had men geen cent over om te investeren in de ‘vuilnisbakscholen’ waar die jongens hun tijd verdoen.”
Jihad als kaper op de kust
De situatie in Molenbeek baart „tikkende tijdbommetjes”, waarschuwen jeugdwerkers al decennia. „Het zijn jongeren met een extreem laag zelfbeeld,” zegt Bie Van Craeynest, bestuurslid van de boksschool. Ze is ook baas van het Brusselse jeugdcentrum Chicago, dat naschoolse activiteiten organiseert. „De boksschool is een goed voorbeeld: een dun draadje waarmee we probleemjongeren proberen te binden aan de mainstream-samenleving”, zegt Van Craeynest. „Zo proberen we met man en macht jongeren uit de criminaliteit te houden, maar toen kwam de jihad er als nieuwe uitdaging bij. Dat is een zeer geduchte extra kaper op de kust.”
Nu het terreurdreigingsniveau in Brussel van 4 is gezakt naar 3 mag bokstrainer Flachet sinds vorige week maandag weer met zijn pupillen in de gymzaal. De politie heeft het sein op groen gezet. In de namiddag arriveren de eerste pubers – schooltas op de rug, sporttas in de hand.
„Boksen is een sport waarmee je jongens uit moeilijke buurten nu eenmaal eerder bereikt”, zegt Flachet. „Van de stress die die jongens dagelijks voelen, zou een normaal mens in één week een burn-out krijgen.”
Van de ruim vijfhonderd bokspupillen die zich jaarlijks aanmelden, is een kleine minderheid „probleemgeval”, zegt hij. „Ruzie met drugsdealers, een broer die net een kogel door zijn kop heeft gekregen, dat werk. Sommigen komen boksen met de enkelband nog om. En ze vertellen over de indoctrinatie: de IS-propaganda op internet. Daar worstelen ze mee.”
Na de training en de douche blijft altijd een groep jongens nog wat hangen in het kleine kantoor, „simpelweg om te práten, vaak tot diep in de nacht”, zegt Tom Flachet. „Vooral mijn compagnon Idrissi is hun spons. Die jongens moeten hun verhaal kwijt. Want dat is hun grote probleem: ze leven in een maatschappij die hen niet aanvaardt, niet kent, en niet wíl kennen.”