Nederland is het WK vrouwenhandbal in Denemarken bemoedigend begonnen. Twee wedstrijden, twee zeges, zij het tegen zwakke landen als China (42-21) en Angola (37-24). Deze week begint het toernooi ‘echt’ tegen achtereenvolgens Zweden, Cuba en Polen.
Hoewel China en Angola niet maatgevend zijn voor de werkelijke kracht van Nederland, lijken de voortekenen gunstig. Er werd goed gekeept door zowel Marieke van der Wal als Tess Wester, op hoog niveau verdedigd en uitermate scherp aangevallen. Nederland swingde naar twee probleemloze overwinningen.
Bondscoach Henk Groener was vanzelfsprekend een tevreden mens. Maar ook realistisch. Hij weet dat het goede begin geen garantie is voor een glad verloop van de groepsfase. De eerste test volgt – na een rustdag – morgen tegen Zweden, traditioneel een moeilijke tegenstander.
Nederland is na twee overwinningen vrijwel zeker een van de vier landen die doorgaan naar de achtste finales. Met het oog op de koppeling in die ronde is het zaak dat Nederland zo hoog mogelijkheid eindigt, bij voorkeur groepswinnaar wordt. In dat geval is de kans op een relatief zwakke tegenstander groot.
De wedstrijd in die achtste finale is vanzelfsprekend bepalend voor een hoge klassering op het WK, maar ook voor plaatsing voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro volgend jaar. Een plaats bij de topacht garandeert Nederland van deelname aan een van de drie olympische kwalificatietoernooien. De handbalsters zijn er na vele mislukte pogingen op gebrand om deze keer wel de Spelen te halen.
Veel zal daarbij afhangen van de vorm van sterspeelster Estavana Polman. Als haar optreden tegen China en Angola indicatief is, zit het wel goed. Polman kwam tegen China met zes treffers moeizaam op gang, maar tegen Angola was ze met twaalf doelpunten de uitblinkster.