De noodopvang in de Utrechtse wijk Kanaleneiland is opgedeeld in afdelingen met elk een kleur: geel, groen, oranje en blauw. De Syrische leraar en zijn vrouw uit Damascus bivakkeren op de oranje afdeling op de eerste verdieping. Aan het polsbandje van de vijfhonderd asielzoekers die er tijdelijk wonen, kun je hun afdeling aflezen. Dat ziet er heel overzichtelijk uit.
De Syrische leraar laat weten dat er afgelopen week op twee avonden twee meisjes zijn aangerand. We lopen naar de bibliotheek aan de overkant van de noodopvang – die ze „het kamp” noemen. Drie mannen die meelopen, beweren dat zij in de nacht van de eerste aanranding naar de politie zijn gegaan. Ze kennen de familie van de meisjes.
Een Syrisch meisje van vijftien ging naar de wc op haar blauwe afdeling. Haar nichtje van elf ging mee en bleef voor de deur wachten. Er kwamen een paar Iraanse mannen aan van halverwege de dertig. „Eentje ken ik”, zegt de Syrische leraar. „Hij is luidruchtig en verward.”
„Eerst sloegen ze het meisje dat stond te wachten in het gezicht”, zegt Rajab uit Hama. „Ze hadden gedronken en geblowd”, zegt Taleb uit Hama.
Rajab wrijft met beide handen over de jas van de Syrische leraar. „Ze raakten haar aan. Een van hen begon met zijn piemel te spelen.” De meisjes begonnen te schreeuwen en renden weg.
Familieleden, buren en iedereen die was afgekomen op het geschreeuw, grepen een Iraniër vast en sloegen hem in elkaar, zeggen de mannen. De Syrische leraar had hem buiten zien overgeven. Daarna liep de groep naar de blauwe verdieping om de tweede Iraniër uit zijn kamer te halen. Het COA zette de man in het kamertje naast de receptie. Twee politieagenten kwamen poolshoogte nemen. „Ze behandelden de zaak op een koele, theoretische manier”, zegt de Syrische leraar. „‘Wat zou jij doen als je haar moeder was’, zei de vader van het meisje tegen een COA-medewerkster.”
De volgende dag werd de familie van het meisje overgeplaatst. De Iraniërs zijn er volgens de Syriërs nog. „Syriërs ontwikkelen hier een hekel aan Iraniërs’’, zegt de leraar. Zou dat de reden kunnen zijn voor de eigenrichting, vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. „Een dag later greep een Afghaan een jonge Syrische vrouw van achteren, toen ze voorover boog.” De stemming verslechtert, concludeert hij.
Ook de tweede avond kwam en ging de politie weer. De woordvoerder van de politie Midden-Nederland bevestigt dat de politie in de noodopvang is geweest vanwege de aanrandingen. Waarom hebben ze er dan geen zaak van gemaakt? „Er is geen aangifte gedaan”, zegt hij.