Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Het kille hart van een technopaus

Jobs, gespeeld door Michael Fassbender, komt in het reine met zijn dochter Lisa terwijl hij zich voorbereidt op de lancering van de iMac inSteve Jobs.
Jobs, gespeeld door Michael Fassbender, komt in het reine met zijn dochter Lisa terwijl hij zich voorbereidt op de lancering van de iMac inSteve Jobs.

Wie heeft er geen afstand genomen van de biopic Steve Jobs? Weduwe Lauren, Apple-topman Tim Cook, Pixar-president Ed Catmull, die de aardige vent miste die Jobs op latere leeftijd zou zijn geworden. De miljoenen Applefans, die bij de dood van de pas 56-jarige technopaus in oktober 2011 met waxinelichtjes en bloemen treurden voor zijn Apple Stores, lieten de film tot dusver ook links liggen.

De argwaan is begrijpelijk. Sterscenarist Aaron Sorkin stelde in 2010 in The Social Network in feite dat Mark Zuckerberg, een andere tycoon van Silicon Valley, Facebook verzon om zijn eigen horkerigheid te maskeren. Zou hij Steve Jobs niet ook als een ploert afschilderen? Al was het maar omdat de echte Jobs nogal een ploert was. Sorkin worstelde, zo blijkt uit uitgelekte e-mails, inderdaad lang met de „menselijkheid van Jobs”. Zonder die echt te vinden, blijkt in biopic Steve Jobs.

Uiteraard was Steve Jobs een gigant. Een Californische hippie drop-out die in India verlichting zocht voordat hij met vriend Steve Wozniak in 1976 in een garage een van de eerste succesvolle personal computers uitvond, en acht jaar later de Macintosh, de eerste pc met muis en grafische interface. Geen techneut – ‘frenemy’ Bill Gates keek op Jobs neer omdat hij geen software schreef – maar geniaal in productdesign: wat mensen willen, hoe dat eruit moet zien.

Jobs ontwierp met verbeten perfectionisme: zelf woonde hij lang in een nagenoeg lege villa omdat geen meubel aan zijn normen voldeed. Keihard, veeleisend en machiavellistisch – bij Apple werd elk jaar tot Jobs’ eigen genoegen een trofee uitgereikt aan degene die het best terugsnauwde – zweepte Jobs mensen tot buitengewone prestaties op met wat zijn ‘reality distortion field’ werd genoemd.

Nadat Jobs zichzelf in 1985 bij Apple onmogelijk had gemaakt, stak hij zijn geld in de mislukte NeXus-computer en animatiebedrijf Pixar, een bodemloze put tot Toy Story in 1995 de animatiefilm herdefinieerde. Het begin van een zegetocht: Steve Jobs keerde terug bij het inmiddels zieltogende Apple en haalde vervolgens de halve wereld overhoop met een serie revolutionaire producten: iMac, Apple Store, iPod, iTunes, iPhone.

Steve Jobs was een visionair en wist dat: als zenboeddhist zag hij zichzelf als verlicht, een Übermensch die boven gewone moraliteit verheven was. Zijn wereld bestond uit A-mensen die voor hem werkten en B- en C-mensen die zijn intuïtieve, eenvoudige en elegante apparaten met zachte hoeken mochten kopen. Apparaten met verzegelde motorkap die gebruikers opsloten in de Applewinkel.

Steve Jobs is de tweede biopic na het in 2013 gekraakte Jobs, met lookalike Ashton Kutcher: een rechttoe rechtaan levensverhaal over een jonge ruzieschopper die na aanvankelijk falen gelouterd uit de wildernis terugkeert naar Apple. Diezelfde spanningsboog – fanatieke hork wordt milder – kenmerkt eveneens het subtielere Steve Jobs: het is dan ook een raadsel wat zijn vrienden tegen deze film hebben, die de geautoriseerde biografie van Walter Isaacson netjes volgt.

Sorkins film is een drieluik over Jobs, met strakke, ongeduldige energie vertolkt door Michael Fassbender, vlak voor drie productlanceringen: van de Macintosh in 1984, de Nexus in 1992 en de iMac in 1998. Daar ontmoet hij steeds dezelfde personages: Joanna Hoffman (Kate Winslet) is zijn geweten, John Sculley (Jeff Daniels) een gemankeerd vaderfiguur, Steve Wozniak (Seth Rogen) een oude vriend die moet leren dat hij wel een begaafd muzikant is, maar Jobs is zijn dirigent. Bovenal draait het om Jobs’ schizofrene relatie met dochter Lisa, die hij heel lang weigerde te erkennen terwijl hij wel een computer naar haar vernoemde.

De dynamische filmstijl van regisseur Danny Boyle (Slumdog Millionaire) is bij uitstek geschikt om dit verbale, toneelachtige script leven in te blazen. En hoewel de drieluikstructuur geforceerd aandoet en enige voorkennis wel zo nuttig is, weet Sorkin razend veel informatie samen te ballen. Toch is de sentimentaliteit van Steve Jobs een manco: de hele film werkt toe naar een moment dat de perfectionist inziet dat hij ook maar gewoon een mens is, met gebreken: een banale conclusie. Dan is de deze week op dvd uitgebrachte documentaire Steve Jobs: The Man in the Machine interessanter: regisseur Alex Gibney weet beter een brug te slaan tussen de man en de machines.

Gibney verbaast zich over de emotionele cultus rond Jobs, een man die zich „wreed en verraderlijk” gedroeg. Zie zijn vrienden en medewerkers aan het woord: ze klinken als spijtoptanten uit een sekte, met de bijbehorende heimwee naar de saamhorigheid, missiedrang en visioenen van toen. Wat ontbreekt, is die oudere, milde Jobs. Gibney toont een hardvochtige grootindustrieel en hautaine zuurpruim, die tot zijn laatste snik medewerkers afsnauwt en manipuleert, sjoemelt en belastingen ontduikt, vervuilende en uitbuitende Chinese leveranciers kiest en neerkijkt op liefdadigheid.

Maar toch: zie bij Gibney de echte Jobs messcherp formuleren en je beseft waarom hij een genie is. Gibney vat het fraai samen: „Een artiest die perfectie zocht, maar nooit vrede vond. Met de focus van een monnik, maar zonder empathie. Steve Jobs bood ons vrijheid, maar alleen in een gesloten tuin waarvan hij de sleutel had.” Of hij een warm kloppend hart had? Misschien is dat gewoon niet de meest boeiende vraag.