De ontwikkeling van CCS, de opvang en ondergrondse opslag van CO2, heeft een gevoelige klap opgelopen. En dat is slecht nieuws voor pogingen van onder andere Shell om de uitstoot van dit schadelijke broeikasgas aan banden te leggen.
Gisteren maakte de Britse regering bekend dat het – bij nader inzien – geen 1 miljard pond (1,4 miljard euro) beschikbaar stelt voor de commerciële ontwikkeling van CCS. In het Verenigd Koninkrijk lopen twee projecten om de CO2 af te vangen en ondergronds op te slaan. Bij een daarvan, een gascentrale in het Schotse Peterhead, speelt Shell een belangrijke rol. Maar zonder subsidie ziet Shell daar voorlopig geen mogelijkheden meer, laat een woordvoerder van het Nederlands-Britse energiebedrijf weten.
Op zich ziet Shell CCS als een belangrijk instrument om de wereld van energie te blijven voorzien, tegen een lagere uitstoot van broeikasgassen. Bij de opening van het Quest project in Canada, waar bij de winning van olie uit teerzanden CO2 wordt afgevangen en opgeslagen, benadrukte topman Ben van Beurden eerder deze maand echter dat de ontwikkeling van CCS niet zonder overheidssteun kan. De ontwikkeling van Quest is door verschillende Canadese overheden met ruim een half miljard euro gesteund.
Een van de redenen dat CCS zo moeizaam van de grond komt is de lage prijs van een ton CO2. Van Beurden pleit dan ook, samen met andere leiders van de fossiele industrie, voor een significant hogere prijs.
In een reactie op het Britse besluit zegt Shell in ieder geval vast te houden aan de ontwikkeling van de afvang en opslag. „Wij blijven geloven dat CCS een belangrijke rol kan spelen in een toekomst met minder uitstoot.” Volgens het IEA (Internationaal Energie Agentschap) kan CCS 15 procent bijdragen aan de vereiste beperking van uitstoot van CO2 in 2050.