Depressieve patiënten met symptoomcombinaties als schuldgevoelens en lichamelijke traagheid, knappen veel moeizamer op dan patiënten die minder van dit soort combinaties hebben. Dit blijkt uit onderzoek van Nederlandse psychologen en psychiaters onder 515 mensen met een ernstige depressie (JAMA Psychiatry, 11 november)
De onderzoekers volgden deze mensen twee jaar lang en zagen ruwweg de ene helft opknappen (262 personen) en de andere niet (253). „Als depressie één centrale oorzaak zou hebben, dan zouden symptomen bij iedereen volgens een vergelijkbaar patroon moeten veranderen”, zegt eerste auteur Claudia van Borkulo (UMCG/UvA). „Maar in de praktijk zie je dat bij de ene patiënt bepaalde symptomen verergeren, terwijl een andere patiënt die juist niet krijgt.
Daarom hebben de onderzoekers naar depressie gekeken als een netwerk van symptomen, en statistische technieken toegepast die afkomstig zijn uit de natuurkunde. Daaruit bleek dat er bij de chronische patiënten een sterke samenhang is tussen symptomen, bijvoorbeeld tussen een gebrek aan energie en een verlies aan plezier in dingen. Bij de opknappers is het verband tussen de symptomen ‘losmaziger’. Een sterker verbonden netwerk maakt de depressies moeilijker te behandelen en laat patiënten sneller terugvallen als ze wel zijn opgeknapt. Een kleine verandering zoals hernieuwde slaapproblemen, zou een hele cascade aan andere symptomen in gang kunnen zetten.
Door te kijken naar ‘symptoomnetwerken’ zouden behandelaars al bij het begin van de depressie kunnen voorspellen of die zal overgaan of aanhouden. Dit betekent nog niet dat deze patiënten beter behandeld kunnen worden. „Daarvoor is meer onderzoek nodig aan individuele symptoomnetwerken, waarbij je de patiënt ook door de tijd heen volgt, bijvoorbeeld door ze met een door het UMCG ontwikkelde app op de smartphone regelmatig te monitoren en te kijken naar patronen”, zegt Van Borkulo. „Zo lijkt het erop dat bij mensen met een chronische depressie, de symptomen elkaar versterken en daarmee de depressie in stand houden. Mogelijk kan je in de toekomst een interventie doen op één symptoom om dat te doorbreken.”