Bureau Buitenland, een radioprogramma van de VPRO, stuurt op 10 juni een reclametweet voor de uitzending van die avond uit. „26 landen uit #Afrika tekenden vandaag voor vrijhandel van Kaapstad tot Kairo. Zal het lukken de interne handel uit het slop te trekken?”
De boodschap krijgt 1 retweet en 1 favourite. En een reply. Van Seada Nourhussen, journalist bij Trouw. Ze vraagt: „Uit het slop of gewoon op gang?”
De redacteur van Bureau Buitenland antwoordt gebeten: „Je kunt ook een keer zeggen: goed dat jullie er wél aandacht aan besteden.”
Ik stel een inhoudelijke vraag, schrijft Nourhussen. En als er geen antwoord komt: „Zwarte vrouw stelt vraag. Zal wel een verwijt zijn: quick, defensemode!” Nu krijgt ze wel antwoord: „O gaan we het zo framen? Tante tuut tuut hoog in de twitterboom. Doe niet zo idioot met je gezeur.”
Voor je het weet vliegen de tweets en de retweets je om de oren. Volkskrant-columnist Harriët Duurvoort schrijft dat de VPRO zit te ‘trollen’ – twittertaal voor treiteren. Een vriendin van Seada Nourhussen maakt een snapshot van de conversatie en stuurt die door naar haar meer dan duizend volgers.
Dit is de subtekst die Seada Nourhussen hoorde op die junidag: een zwarte journalist moet blij zijn als een witte radiomaker een keertje aandacht schenkt aan Afrika. En verder niet zeuren.
Deze vrouwen behoren tot een kleine, maar groeiende groep die in sociale media op de uitkijk staan voor, zoals ze het zelf noemen, white privilege. Dat is het vanzelfsprekende uitgangspunt dat in de Nederlandse, de westerse samenleving wit de standaard is. Leerkracht Arzu Aslan geeft een alledaags voorbeeld. „Bij mij op school hebben we een doos schmink waar een van de kleuren ‘huidskleur’ heet. Dat is niet de kleur van de meeste kinderen in mijn klas.” En ook niet die van de andere vrouwen op deze pagina.
Het vermoeden van die witte vanzelfsprekendheid is voor hen voldoende om een vraag, een commentaar of een link met relevante literatuur op te sturen. En als er ruzie van komt, zie je hoe ze elkaar bijvallen. In de Verenigde Staten wordt het Black Twitter genoemd, maar in Nederland valt die naam geen enkele keer in de (apart gevoerde) gesprekken met vier vrouwen. Hier vormen ze een „onuitgesproken sisterhood”, zegt actrice, programmamaker en presentator Anousha Nzume. „We groeten elkaar online zoals hardlopers elkaar groeten. We steunen elkaar en we vallen elkaar niet af.”
Meer vrouwen waren gevraagd voor dit artikel, maar de een na de ander viel af. Eén reageerde helemaal niet. Eentje bleef liever buiten de publiciteit. De volgende zegde toe, maar trok zich terug nadat deze krant een haar onwelgevallig opiniestuk had afgedrukt. De laatste liet zich interviewen en fotograferen, maar „raakte in paniek” bij het vooruitzicht van alle reacties in „polariserend Nederland”.
Vanity Fair
De fotografie, dat was een suggestie van de vrouw die geen publiciteit wilde. Een “Vanity Fair Hollywood-achtige special waar je al deze mensen bij elkaar brengt”, stelde ze voor. Met “een mooie fotoshoot” erbij.
Drie vrouwen noemen zichzelf zwart, de vierde niet: de Turks-Koerdisch-Nederlandse Arzu Aslan. Haar naam werd gesuggereerd door de vrouw die geen publiciteit wilde. Toen een van de andere vrouwen dat hoorde, vroeg ze: „Eerlijk gezegd vind ik dat het bij zwarte vrouwen moet blijven, vind je niet?”
Voordat de lezer nu, opgelucht of verontwaardigd, denkt: zie je wel, ze discrimineren zelf ook! – geen sprake van dat die vrouw Aslan minderwaardig vindt. Dit is hoe deze vrouwen het zien: juist omdat zwarte mensen racisme het meest ervaren, nemen zij in de discussie erover de meest vooraanstaande positie in. Vandaar dat ook Aslan zelf op de uitnodiging antwoordde: „Hoor ik daar wel bij?”
Aangezien ze op de ladder van ongelijkheid onderaan staan, staan zwarte mensen bovenaan als het om recht van spreken gaat. Agency heet dat, zegt Aslan. Het is een van de woorden die in de discussie over institutionele witte arrogantie steeds terugkomen [zie lijstje]. Deze vrouwen en andere activisten delen een reeks van begrippen die buiten dit domein zelden worden gebruikt. Ze zijn meestal Engels aangezien de discussie internationaal is en wordt gedomineerd door Amerikaanse schrijvers en activisten als Ta-Nehisi Coates (Between the World and Me), DeRay McKesson en Robin DiAngelo („Zij is wit, maar ze kent haar plek”, zegt Aslan. „Ik bedoel: ze is zich bewust van haar positie ten opzichte van niet-witte mensen.”)
In het gesprek met Seada Nourhussen valt het woord ‘blank’. Maar blank is geen kleur, zegt ze, en het heeft daardoor een bijklank. „Wit”, zegt ze. En als Mariam el Maslouhi later weer het woord ‘blank’ hoort, zegt ze geduldig: „Ik zeg dan altijd: wit.”
Gutmensen
Ze schrijven voor verschillende kranten, ze schrijven voor joop.nl en andere blogs, ze worden wel eens afgefakkeld op GeenStijl, maar Twitter en Facebook en andere sociale media zijn belangrijke domeinen. Als de reacties te erg worden – als PVV’er ,,Martin Bosma en zijn pantoffeldieren” ineens allemaal commentaar sturen – dan wordt wel eens een Twitteraccount voor eventjes dichtgegooid.
De hardste noten kraken ze juist met wat hard rechts op sociale media steevast honend ‘Gutmenschen’ noemt. „Weldenkende mannen. Ja, dat is dagelijkse kost”, zegt Seada Nourhussen. Af en toe stommelt zo’n man hun gesprek binnen. Binnen een tweet of twee is alle goedmoedigheid verdwenen. Er zijn twee manieren waarop zo’n virtuele ontmoeting kan eindigen. Met een smekend zinnetje als dit: „Ik weet niet of je het aan mijn antwoorden hebt gemerkt, maar ik sta aan jouw kant.” Of met een vinnig: „Ik laat jullie graag achter in jullie eigen grote gelijk, vertroeteld en wel.”
De verongelijktheid is onterecht, zegt Nourhussen. „Als er kritiek is op racisme, moet je het loskoppelen van jezelf als individu. Het gaat om mechanismen, het gaat om een systeem.”
„Ik herken ze snel”, zegt Arzu Aslan. „Witte mannen van rond de vijftig jaar, vaak linksig, met als handelsmerk antiracisme en anti-islamofobie – er is een heel clubje van op Twitter. Dat paternalisme! Ik heb tien keer liever een diehard racist.”
Hier laat Aslan nog zo’n term vallen: male fragility. „Je hoeft maar even dít te doen of ze springen uit hun vel.” Mensen verdenken haar er wel eens van dat ze ervan geniet om die witte mannen te pesten. „Maar dat is niet zo.”
Seada Nourhussen schreef twee weken geleden in het magazine ‘DeLuxe’ van deze krant een column over de Nederlandse weerzin tegen het aan de orde stellen van ongelijkheid. „De witte man vreest het afbrokkelen van zijn macht, nog voor daar sprake van is.” Ze vindt het niet leuk om racisme aan te kaarten. „Het levert alleen narigheid op en ongemak.” Jan Kuitenbrouwer, columnist van deze krant, die een paar keer via Twitter de confrontatie aanging, vindt ze „sneu”. Hij kan de deur van een gesprek dichtslaan met: „En dat pseudo superieure schoolpleintoontje helpt ook niet.” Hij is volgens Nourhussen „iemand die relevant probeert te zijn op een dossier dat-ie niet begrijpt. Triest, ik had eerst wel een soort rapport met hem.”
„Witte mannen”, zegt Aslan, „Je moet laten zien dat je niet van ze onder de indruk bent.”
Nourhussen wordt regelmatig verweten te fel te zijn. „Ik merk dat mijn kleur en geslacht, en mijn unapologetic houding – zonder me te verontschuldigen – als een rode lap werken. Het is fascinerend te merken hoe kwaad mensen worden van een zwarte vrouw met een mening.”
Robert Vuijsje
Anousha Nzume werd uitgenodigd voor een debat over de roman Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje. Een boek waarin de witte Vuijsje zwarte vrouwen stereotiep seksualiseert, betoogde Nzume. Iemand van de uitgeverij stak na afloop zowat zijn wijsvinger in haar gezicht en zei: „Dit is Nederland hoor, we hebben hier een democratie.” „Ik ben toch ook een Nederlander”, stamelde Nzume, die sindsdien bekend werd als columnist (‘druktemaker’) op Radio 1. „Wij zijn allemaal Nederlanders, die gewoon kritiek kunnen hebben op ons eigen doen en laten. Maar de kern is: ik ben geen echte Nederlander voor witte Nederlanders. ‘Jij bent een paspoort-Nederlander’ – zo heb ik het eens te horen gekregen.”
Mariam el Maslouhi: „Als ik Twitter over een Amnesty-rapport dat kritisch is over Nederland, krijg ik meteen de reactie: ‘Nee in Marokko is het fijn!’”
Alleen maar nette mensen verscheen in 2006, voor het Twitter-tijdperk. „Mainstream media bepaalden het discours”, zegt Nzume. „Zwarte issues stonden zelden of nooit in de krant.” Door op Twitter geestverwanten te lezen denkt Nzume: „Zie je wel, ik ben niet gek. Ik leef in een witte wereld.”
Op Twitter, zegt El Maslouhi, „voel ik me niet zo’n alien als op straat.”
Alles is in een stroomversnelling gekomen door de discussie over Zwarte Piet als stereotype. Het heeft zwarte mensen een symbolisch houvast gegeven om te praten over iets wat hen in bredere zin dwarszit: structurele ongelijkheid tussen wit en zwart. „Dit is nog altijd min of meer de eerste generatie zwarten”, zegt Seada Nourhussen. „Wat mensen zich niet realiseren is dat zwarte mensen de hele tijd timide zijn geweest in de buurt van witte mensen en hoe ze bij hen overkomen, hoe ze die niet voor het hoofd stoten, hoe ze niet opvallen als zwarte.”
Dankzij de zwarte opinieleiders in de Zwarte Piet discussie „zijn we de beleefdheid voorbij”, zegt Nourhussen. „Nu is er een generatie die het niet pikt als er grapjes worden gemaakt op borrels of in sportkantines.”
Metro-columnist Hadjar Benmiloud schreef laatst een sarcastisch bedoeld stuk onder de kop ‘Blijf van onze negers af’. Het ging over de Gouden Koets met zijn omstreden schildering met nederige inlanders uit de toenmalige koloniën. ‘Ze gebruikte consequent het woord ‘neger’”, zegt Nourhussen, die vroeg waarom ze dat deed. „Ze wilde de taal van de racisten gebruiken, zei ze. Het feit dat zij verrast was door mijn kritiek, geeft aan dat in Nederland ook de mensen die niet echt racistisch willen zijn, toch altijd in de val trappen. Hadjar vroeg: wat mag ik dan doen? Het gaat niet om jou, het gaat niet over jou, zei ik.” Dat Benmiloud het toch goed meende, maakt niet uit. „De bedoeling is niet leidend in een dialoog”, zegt Nzume. „Je kunt je niet verschuilen achter ‘o, maar zo had ik het niet bedoeld’.”
Dat is het lastige voor niet-zwarte deelnemers aan de discussie over racisme – ze hebben hierin het minste recht van spreken, zegt Aslan, ze hebben geen agency. „Ze zouden wat meer moeten luisteren in plaats van het gesprek te domineren.”
Het lastigst is dat misschien nog wel voor de mensen die menen dat ze in de discussie aan de ‘goede’ kant staan. Peter R. de Vries en Tanja Jess die op tv pleiten voor een ander uiterlijk van Zwarte Piet – „gevaarlijk”, vindt Arzu Aslan. „De juiste posities moeten worden bekeken door de juiste mensen. Je kunt pas werkelijk spreken van emancipatie als Zwarte Piet verandert omdat een zwarte zegt dat hij moet veranderen; anders is het een gunst van een witte.”
Helper whitey
Ook filmmaker Sunny Bergman die voor de documentaire Zwart als roet maandenlang optrok met de activisten, die samen met hen een rechtszaak aanspande tegen de Sinterklaasintocht in Amsterdam, treft dit verwijt. Mariam el Maslouhi schreef een kritisch artikel.
„Het ging mij niet om de inhoud van de film maar om wie het zegt: Sunny Bergman. Hoort een witte vrouw zo’n film te maken? Ze had ook haar privilege kunnen delen en de film door een zwarte filmer laten maken. Heeft ze niet gedaan. Ik wil haar alleen maar zeggen: jij bent hier geen slachtoffer van.”
Nieuwe term: helper whitey. De witte die het opneemt voor de zwarte en naar wie dan ineens wel geluisterd wordt. El Maslouhi: „Toen Quinsy Gario het riep, toen Anousha zat te huilen op de televisie – maakt allemaal niet uit. Het wordt pas gehoord als witte Sunny Bergman het vertelt.”
Aslan: „Een witte persoon kan kosteloos tegen racisme zijn als die niet ook tegen white privilege strijdt. Dat werkt alleen maar statusverhogend. Er gaat niks van je bevoorrechte positie af als je niet snapt dat er zoiets als white privilege is. Je bent dan niet tegen racisme omdat je jouw positie wilt delen met anderen, maar om te laten zien dat je een goed mens bent.”
En dan? Kan dus niemand meer iets goeds bedoelen? Komt het nooit goed?
Natuurlijk wel, zeggen ze allemaal. Ze zijn juist niet alleen met enige regelmaat verontwaardigd, maar doorgaans ook tamelijk optimistisch. „Dit land is te multicultureel geworden om ongelijkheid te blijven ontkennen”, zegt Seada Nourhussen. „Dat racisme nu vaker wordt aangekaart door de mensen die het ondervinden is geen bedreiging, het zal onze samenleving alleen maar sterker maken.”
„De bewustwording van mijzelf zie ik als iets hoopvols”, zegt Mariam el Maslouhi. „Voor mij is het bevrijdend dat ik mij bewust ben van mijn kleur en wat die betekent.”
„Zo is het steeds in Nederland; het moet niet oncomfortabel zijn, het moet gezellig blijven”, zegt Arzu Aslan. „Maar pas als je je ervan bewust bent hoe oneerlijk bevoorrecht je bent, kun je er serieus over beginnen te praten.”
Anousha Nzume: „Mensen zeggen tegen mij: je moet ermee leren leven. Maar zij moeten er ook mee leren leven.”
Op 12 juni verstuurde Bureau Buitenland van de VPRO deze tweet: „De redactie @bbvpro biedt bij deze welgemeende excuses aan @seadanourhussen voor de manier waarop wij haar persoonlijk hebben bejegend. ”
Naschrift (9 november 2015): Arzu Aslan, Mariam El Maslouhi, Seada Nourhussen en Anousha Nzume reageren op opinieblog Joop.nl op dit verhaal [red.]
Naschrift (9 september 2016): Dit artikel is aangepast na een uitspraak van de Raad voor de Journalistiek [red.]