Wie gaat er nou zo’n dikke zeug aanranden #sterkverhaal. Een reactie op Twitter, na een blogpost en een optreden van Anke Laterveer bij Pauw, vorige week. In het praatprogramma vertelde ze dat ze is aangerand door een man die ze tijdens een avondje uit ontmoette en die met haar mee naar huis kwam. De onaardige tweet raakt een kern van het debat over seksueel geweld en seksuele intimidatie, dat na de uitzending is opgelaaid. Het is moeilijk om te praten over seksueel geweld, want je wordt niet altijd serieus genomen.
Nadat Laterveer haar verhaal deed waren er mensen die haar naïviteit verweten of niet geloofden, maar er waren vooral opmerkelijk veel mensen die hun eigen, soortgelijke ervaring deelden. Laterveer bedacht met enkele anderen een online actie: #zeghet. Duizenden mensen deelden de afgelopen dagen met die hashtag ervaringen. Van die man in het café, die ongevraagd aan billen of borsten zit. En nog veel kwalijker: over een verkrachting waar het slachtoffer zich toch zelf voor schaamt.
Vorig jaar bleek uit Europees onderzoek dat 45 procent van de Nederlandse vrouwen te maken krijgt met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat terwijl het gemiddelde in Europa 33 procent is. Wat is er in Nederland aan de hand? Willy van Berlo van de Rutgers Stichting denkt niet dat seksueel geweld per se vaker voorkomt in Nederland. „Ik denk wel dat we het vaker als een probleem erkennen en aan de bel trekken. Wij pikken het in Nederland niet dat zulke dingen gebeuren.”
Kamervragen
Tweede Kamerlid Nine Kooiman (SP) stelde Kamervragen na Laterveers verhaal en de reacties. „Ik ben geschrokken van de bagger die deze vrouw over zich heen kreeg.” Volgens Kooiman laat het zien hoe moeilijk het is om te vertellen over seksueel geweld.
De Kamervragen richten zich vooral op de manier waarop de politie omgaat met zedenmisdrijven. „Vrouwen vertellen aan mij dat ze lang moeten wachten op de politie als ze aangifte willen doen. Ze voelen zich niet altijd serieus genomen.”
De afgelopen maanden is er vaker kritiek geweest op het handelen van de politie bij zedenmisdrijven.
Aandacht van de politie
De politie heeft de afgelopen decennia steeds aandacht besteed aan de manier waarop ze met zedenslachtoffers om moet gaan. „In de jaren negentig werd het verhaal van het slachtoffer geslikt als zoete koek”, zegt oud-zedenchef Yet van Mastrigt. „Doordat slachtoffers snel werden geloofd, werd er toen niet altijd kritisch genoeg naar zaken gekeken.” Soms werden beschuldigden onterecht als verdachten aangemerkt. In reactie op missers werd de nadruk meer gelegd op „waarheidsvinding”; ook in de bevraging van het slachtoffer. Dat kan pijnlijk zijn, de seksuele handelingen moeten bijvoorbeeld minutieus worden beschreven. De ‘aangever’ wordt er sindsdien van doordrongen dat aangifte een slopend proces kan zijn waarin veel wordt opgerakeld. „Een zedendelict is vaak moeilijk te bewijzen, omdat er vaak geen getuigen zijn.” Die manier van informeren wordt ook wel gezien als een ongepast ontmoedigingsbeleid. „Er was ook kritiek dat wij mensen ‘aangevers’ noemden, in plaats van ‘slachtoffers’. Het werd afstandelijk gevonden”.
Dat was volgens Van Mastrigt nodig om ervoor te zorgen dat zedenrechercheurs kritisch en neutraal naar een zaak keken. Nu worden de richtlijnen voor zedenzaken aangescherpt, Van Mastrigt werkt eraan mee. Vanaf januari wordt iemand die aangifte doet van een zedenmisdrijf weer ‘slachtoffer’ genoemd. „In de nieuwe richtlijnen staat ook duidelijk dat de bedenktijd in overleg met het slachtoffer wordt bepaald. Dat het maximaal veertien dagen is om voortgang in de zaak te houden en dat er ook direct aangifte gedaan kan worden” Eerder dachten sommige zedenrechercheurs dat de genoemde veertien dagen bedenktijd verplicht waren.
„Het is een ongemakkelijk onderwerp”, zegt Van Berlo, van de Rutgers Stichting. „Over seks praten is voor veel mensen al lastig, maar als ze seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld hebben meegemaakt is dat nog moeilijker. Omdat ze zich vaak schamen over wat er gebeurd is en zich schuldig voelen.” „Zo’n actie is goed”, vindt ze. „Als je dit soort dingen bespreekt, dringt het sneller door dat het onacceptabel is.”
Ook van relatief kleine delicten moeten mensen aangifte doen, zegt Van Mastrigt. „Iemand die een keer ongewenst een piemel laten zien, kan op de drempel van zijn zedencarrière staan.” En ook als je „onheus bejegend” wordt door de zedenpolitie” moet je dat laten weten. Deel het niet alleen op internet, bedoelt Van Mastrigt.