Het is een verschrikkelijk zware baan en vaak een eenzaam bestaan. Geen twijfel daarover, zeggen Aad Kosto, Job Cohen en Rita Verdonk. En de huidige staatssecretaris van Asielzaken, Klaas Dijkhoff, moet die klus nu zien te klaren in een veel lastiger tijdsgewricht dan hun ‘eigen’ tijd, zeggen ze.
Alle drie waren ze als bewindspersoon verantwoordelijk voor asielzaken. Kosto en Cohen, beiden PvdA, beleefden tijden waarin de bezetting in de asielzoekerscentra hoger was dan nu. Kosto zat er van 1989 tot halverwege 1994, tijdens de oorlogen in ex-Joegoslavië. Cohen zat er van 1998 tot 2001. En Verdonk, destijds VVD, moest in haar periode, van 2003 tot eind 2006, juist asielzoekerscentra sluiten wegens de lagere instroom.
Alle drie kregen ze met boze burgers te maken, die angst koesterden voor de onrust die asielzoekers of andere migranten in hun buurt zouden brengen.
En alle drie hebben ze zich afgevraagd wat zíj vorige week gedaan zouden hebben in de kwestie ‘Oranje’, zo blijkt tijdens een groepsgesprek in café Dudok in Den Haag. Tegen alle afspraken in gebood Klaas Dijkhoff (VVD) het dorpje met nog geen 140 inwoners om meer asielzoekers op te nemen dan de afgesproken 700 die al in het vakantiepark bij Oranje verbleven. Hij liet ’s avonds twee bussen met ruim honderd asielzoekers komen. Boze inwoners blokkeerden zijn auto en de bussen waar de vluchtelingen in zaten.
Over ‘hun’ Oranje
Job Cohen: „Achteraf bezien zou ik het nóóit gedaan hebben. Maar dat is altijd makkelijk praten, hè. Als je vooraf werkelijk het gevoel hebt dat je niet anders kunt. Wat doe je dan?”
Aad Kosto: „Wij staan nu natuurlijk meer op afstand. Ik weet niet of Dijkhoff nog een redelijk alternatief had. Maar hij zei van niet, en ik heb geen reden om aan te nemen dat het anders is. In mijn tijd viel de opvang nog onder het ministerie van Volksgezondheid, maar ik herinner me goed dat asielzoekers ’s nachts hun heenkomen zochten in een maïsveld. Zo’n indringend beeld verandert vaak wat; het besef dringt door dat we iets moeten doen, dat we mensen niet in de open lucht willen laten slapen. Net als nu.”
Rita Verdonk: „Ik had het ook vooraf niet gedaan. Als bestuurder doe je een belofte, in dit geval aan de mensen in Oranje. Dan moet je die houden.”
Cohen: „Wat had jij dan met die bussen vol mensen gedaan?”
Verdonk: „Ik weet dat er nog wel een paar sporthallen ergens leegstonden waar ze naar toe hadden gekund.”
Kosto: „Dus je gelooft niet dat het overmacht was?”
Verdonk: „Ik denk van niet. Het was een makkelijke oplossing, zoveel mensen in één keer kwijt kunnen, daar in Oranje. Maar ik vind het niet getuigen van behoorlijk bestuur. Ik zou het in zo’n dorpje niet gedaan hebben.”
Cohen: „Ik herinner me van toen ik net een paar maanden staatssecretaris was dat het ook ’s avonds wel eens op het nippertje was dat we voor iedereen onderdak hadden. Mijn ‘Oranje’ waren die lekkende tenten in Ermelo, eind jaren negentig. We konden echt niks meer, we hadden geen opties voor opvang meer. Dus we vroegen het ministerie van Defensie om noodtenten. Die namen dat heel letterlijk. Ik zie nog mijn kompanen uit de Partij van de Arbeid bij me langskomen met hun nee-schuddende hoofden: Dit is geen goed beeld.”
Over de aanpak van de crisis
Cohen: „Ik vind dat Klaas Dijkhoff het verdomd goed doet. Hij blijft rustig en weloverwogen. En hij riep ook de burgemeesters van zijn partij op om stoer te zijn en opvang te regelen. Ja, dat vind ik goed.”
Kosto: „En hij laat minder dan sommige andere politici zijn oren hangen naar die rechtse partij die in de electorale sfeer wat dreigend overkomt.”
Verdonk: „Oei, nee, hij laat zijn oren meer hangen naar die partij waarmee de VVD in het kabinet zit.”
Kosto: „Nee, die partij bedoelde ik niet, Rita!”
Cohen: „Ik was blij dat Rutte vorige week de zaak bij elkaar heeft gepakt en heeft gezegd: zó gaan we het doen. Dat was wel nodig. Tot nu toe was wat er uit het kabinet kwam mondjesmaat.”
Verdonk: „Helemaal eens, Job. Kijk naar onze buurvrouw, Angela Merkel. Zij heeft toch meer gewicht dan de bewindspersoon in kwestie. Rutte moet voorgaan en zeggen: dit is de weg, zo gaan we het doen. En maak ook eens duidelijk dat alleen échte vluchtelingen in aanmerking voor opvang komen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst toetst alle verhalen en een aantal asielzoekers gaat gewoon terug. Het zou veel onrust wegnemen om die kant te vertellen. Het beeld is nu dat iedereen die binnenkomt, hier niet meer weggaat.”
Kosto: „Het is de roep om de sterke man, hè. Ik heb niet de indruk dat dat meerwaarde zou hebben. Het kabinet heeft hier toch een staatssecretaris voor aangesteld? Nou, die doet zijn werk.”
Verdonk: „Maar steeds als het kabinet hierover met een standpunt komt, leggen VVD en PvdA dat verschillend uit. Die regeringspartijen moeten er juist voor zorgen dat echt één beeld naar buiten gaat, dat ze een eenheid vormen.”
Cohen: „Toch vind ik dat ze het niet slecht doen, gegeven het feit dat die partijen er zó verschillend over denken. Je hebt gelijk, hun verhalen lopen soms uit elkaar, maar deze week zijn ze toch tot afspraken gekomen. Dat is verrekte ingewikkeld met deze twee partijen, laten we wel wezen.”
Verdonk: „Vertel mij wat, Job! Maar wat is één standpunt waard als beide partijen dat anders uitdragen? Dat komt bij de mensen in het land niet over. Die zien alleen het gekrakeel.”
Over wat de politiek kan doen
Het kabinet maakte begin deze week afspraken over huisvesting. Er komen extra prefabwoningen om vluchtelingen met een verblijfsstatus sneller aan een huis te helpen. Tegelijk verdwijnt de voorrangspositie die vluchtelingen hadden op ‘gewone’ Nederlanders voor een sociale huurwoning.
Kosto: „Deze afspraak vind ik voor de vrede in het land van groot belang. Mensen moeten niet meer het gevoel krijgen dat vreemdelingen worden voorgetrokken. Want in feite zit het zo: niet de sterksten, maar de zwaksten van de samenleving dragen de komst van vreemdelingen. Van oudsher komen ze terecht in zwakke wijken, waar mensen toch al niet zo weerbaar zijn en de omstandigheden niet ideaal. De besluiten daarover worden genomen door, laten we zeggen, de goed gehuisveste politici en ambtenaren. De mensen in de mindere buurten betalen de prijs. Dat is altijd zo geweest.”
Cohen: „Je spreekt over de mensen die verhuisd zijn zonder verhuisd te zijn. Ze wonen hun hele leven ergens en hebben ineens buren die geen Nederlands spreken. De bakker is weg en de slager is vervangen door een halalslager. Ze hebben er niet om gevraagd en het gebeurt ze wel.”
Verdonk: „Er gebeurt echt wat in de samenleving. Mensen maken zich ongerust, er ontstaat tweespalt. Ze voelen zich niet gesteund. En ze zien geen Den Haag dat die zorgen ziet of daar wat aan doet. De afstand tussen deze vierkante kilometer rond het Binnenhof en de rest van het land is toch wel groot, hoor. Dat vind ik triest en angstwekkend: een volk dat geen vertrouwen heeft in zijn leiders.”
Cohen: „Die tweespalt waar je over spreekt, is groter dan in onze tijd. Onze hele integratiediscussie van de afgelopen tien jaar, die natuurlijk met veel schuren gepaard is gegaan, bemoeilijkt het gesprek nu. En de culturele afstand tussen de mensen uit Syrië plus een aantal uit Afghanistan en ons volk is groot, dat maakt het ook lastiger. In de derde plaats komt nog eens de islamdiscussie met die jongens van Islamitische Staat erachter aan. Die drie elementen vergroten de angst en maken dat mensen zeggen: waar zijn we hier mee bezig?”
Verdonk: „Toch is er ook veel veranderd. Als ik in mijn tijd riep dat wie niet mag blijven, terug moest naar zijn land van herkomst – nou, goedemorgen. Dan kwam er weer een lading bedreigingen binnen. Reisbureau Rita, Rita heeft bloed aan haar handen, weet ik wat allemaal. Nu praten we volgens mij realistischer over de problematiek. We hebben een duidelijke wet die zegt: echte vluchtelingen vangen we op en anderen moeten terug.”
PVV-leider Geert Wilders komt ter tafel. Waarom hij het zo goed doet in de opiniepeilingen en dat andere politici het zo lastig vinden om de juiste manier te vinden om hem te benaderen. Heeft Wilders het monopolie in de politiek op het verwoorden van de onrust in de samenleving?
Cohen: „Ik vind dat Wilders het te makkelijk heeft. Ik denk dat veel Nederlanders verstandig zijn en wel weten dat wat hij zegt te simpel is. Maar dan moeten ze er wel een goed verhaal tegenover te horen krijgen.”
Verdonk: „Toch vind ik het zeer kwalijk dat de andere politieke partijen in de Tweede Kamer geen voorstellen van de PVV steunen. En moties niet mee ondertekenen. Het zijn allemaal democratisch gekozen vertegenwoordigers van Nederland, dus dat vind ik echt niet kunnen.”
Kosto: „Ach, die oude reflex. Negeren werkt niet, dat ben ik met je eens. Maar ik troost me met de gedachte dat als Wilders op 35 zetels gepeild wordt, dat er nog altijd 115 overblijven die niet voor hem zijn. En onder die 115 worden weinigen gevonden die met hem in een kabinet willen.”
Cohen: „Maar van die overige groep maken mensen zich evengoed zorgen. Dat zie je óók in die peilingen. Meer dan 50 procent zegt: ik vind het maar niks, dat al die vluchtelingen komen. Op dat punt zijn ze het dus met Wilders eens, ook al steunen ze hem niet.”
Verdonk: „Dat komt doordat hij altijd weer een grens overgaat in zijn uitingen. Als hij reëler zou worden in zijn toon en woordkeus, als hij zich fatsoenlijk zou gedragen, dan gaat hij sky high. Zulke termen als ‘kopvoddentaks’ die hij gebruikt, daar heb ik altijd iets tegen gehad. Schei daar toch mee uit.”
Kosto: „Zodra het oproepen tot verzet overgaat in opruien, kijk ook naar die rellen in Woerden vorige week tegen de opvang van vluchtelingen, is het wel oppassen geblazen.”
Verdonk: „Nou, Tweede Kamerleden hebben over mij ook wel eens dingen gezegd... Nog net niet dat ik gelyncht moest worden, maar het scheelde niet veel.”
Kosto: „Bij jou hebben ze het nooit waargemaakt. Bij mij wel.”
In 1991 ontplofte een bom bij Kosto’s huis. De daders zijn nooit gevonden, maar de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) eiste de aanslag op.
Over wat de baan zo lastig maakt
Alle drie moesten ze in hun eentje besluiten over de toekomst van wat ‘schrijnende gevallen’ zijn gaan heten: mensen die volgens de regels geen recht op een verblijfsvergunning in Nederland hebben. Maar als zo iemand een zeer uitzonderlijk verhaal heeft, kan de verantwoordelijk staatssecretaris als enige besluiten dat diegene toch in Nederland mag blijven.
Het eerste ‘schrijnende geval’ dat groot in de publiciteit kwam, was het gezin van de Turkse kleermaker Gümüs, in 1997. Het was toen staatssecretaris Elizabeth Schmitz (PvdA) die het gezin uiteindelijk toch terugstuurde naar Turkije. Elke staatssecretaris moet zijn weg zien te vinden in dat spanningsveld tussen het algemene strenge beleid en het individu.
Cohen: „Op de voorpagina van De Telegraaf stond in mijn tijd een kritisch stuk over de vraag of er een generaal pardon zou komen voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Maar in dezelfde krant, op pagina vijf, stond een verhaal over een mevrouw met haar dochtertje: ze zouden uitgezet worden, maar dat kon toch niet, want dat was zielig! Die beide verhalen zitten in deze ene portefeuille.”
Kosto: „Ja, mensen die rabiaat roepen: weg met al die vreemdelingen, die hebben vaak zelf een enfant chéri. Míjn asielzoeker moet blijven.”
Verdonk: „Ja, ‘dit is mijn Ahmed’.”
Kosto: „Daar speelt de televisie ook een rol bij. Je formuleert streng beleid en dat krijgt steun. Maar zodra er een zielig kind op televisie komt, is het daarmee gedaan. Je wordt geconfronteerd met de onmiddellijke emotie van mensen.”
Verdonk: „Vond je dat ook niet dubbel? Eén zo’n jochie of meisje waar dan iemand omheen zat die de weg naar de pers wist. Die werd groot gemaakt en al die andere kinderen, voorbeelden die het zoveel meer verdienden, daar kon je niks mee. Een hele hoop tijd en debat kwijt aan die ene die de media naar voren schuiven. Ik vond dat lastig.”
Kosto: „Ja, de ‘klemmende reden van humanitaire aard’, heette dat in mijn tijd. Rita, het verhaal gaat overigens dat jij zeer ruimhartig was in het gebruik van die discretionaire bevoegdheid.”
Cohen: „Dat is zo geestig. Jullie stonden beiden bekend als reuzestreng en ik was zogenaamd het soepele softe type.”
Verdonk: „Nee, ik ben het hier niet mee eens. Als je de regels streng handhaaft, dan heb je automatisch meer uitzonderingen. Als je niet streng bent en denkt, oh het is wel goed, blijf maar? Dan heb je natuurlijk ook geen bijzondere gevallen! Dat deed jij, Job, dat deed Albayrak in haar tijd... ”
Cohen: „Wat liet ik nou toe, zeg? Ik had die nieuwe, strenge Vreemdelingenwet!” Die wet ging eind 2000 in en voorzag in veel strengere criteria om voor een verblijfsvergunning in aanmerking te komen dan ervoor het geval was.
Kosto: „Mijn strenge imago werd me in eigen kring niet in dank afgenomen. Maar ik vond dat het bij de functie hoorde. Het schiep duidelijkheid. Met snikkende stem tegen mensen zeggen dat je ze niet kunt toelaten, dat werkt niet. Ik gaf mijn ambtenaren ook de opdracht om gevallen waarmee ze problemen zagen aankomen, alvast eerder op mijn bureau te leggen. Dan kon ik vervelende publiciteit voorkomen.”
Over het ‘hek om Nederland’
Weer komt Wilders ter sprake: hij zegt als enige politicus dat de Nederlandse grenzen dicht moeten, om de instroom van asielzoekers te stoppen. Een hek om Nederland of om de Europese Unie, is dat een optie?
Verdonk: „Open binnengrenzen kunnen alleen goed functioneren als we de buitengrenzen gezamenlijk bewaken. Je moet aan die buitenkant wel iets durven doen. Anders kunnen we net zo goed zeggen dat Europa nu de wereld is. Nou, dat vind ik toch van niet. We hebben tegenwoordig zoveel technische mogelijkheden, een hek is echt niet nodig. Maar controle is zeker mogelijk.”
Cohen: „Hier moet ik even een enorme open deur intrappen. Maar kunnen we niet veel beter erin investeren dat die oorlogen eens ophouden? Natuurlijk is er van alles misgegaan met de ontwikkelingssamenwerking in Afrika, maar er is ook heel veel goed gegaan. We moeten ervoor zorgen dat die landen niet zo verschrikkelijk arm zijn. Het verschil tussen arm en rijk moet verkleinen, dat helpt echt.”
Kosto: „De gedachte aan hekken is zo’n onzin. We leven tegenwoordig in een global village.”
Net als zijn voorgangers moet Klaas Dijkhoff op Europees niveau tot afspraken zien te komen. Onlangs is een herverdeling van 120.000 vluchtelingen over alle Europese landen afgesproken. Alleen is dat bij lange na niet genoeg, zeggen zijn voorgangers.
Cohen: „Dat quotum staat in geen enkele verhouding tot de aantallen waar het nu om gaat. Ik mag hopen dat dit de opmaat is naar een serieus Europees beleid. In mijn tijd was Nederland een van de landen die veel mensen opvingen. Ook toen deden we dus de oproep dat we de aantallen eerlijker moesten verdelen. Daar werd in Brussel dan naar geluisterd, en geluisterd, en nog eens naar geluisterd. En dat was dat. Hier is echt serieus gezamenlijk beleid over nodig.”
Verdonk: „In 2004, toen Nederland voorzitter van de Europese Unie was, gingen we op werkbezoek bij de nieuwe lidstaten. Die hadden nog nooit een asielzoeker gezien. Ze hadden geen idee. Diezelfde landen zeggen nu: hoho, wij willen niet. Zij lopen echt dertig jaar achter. Wat zijn dat, mensen uit Syrië?”
Kosto: „Zo’n Slowakije dat roept: geef ons maar zes christenen. Want moslims kunnen we niet gebruiken hier.”
Verdonk: „Van de week zat ik met wat mensen te brainstormen over een oplossing. We dachten aan Griekenland, dat ons een hoop geld schuldig is. We kunnen daar een aantal transitkampen neerzetten. Daar betalen we ze voor – of niet: we boeken geld van de lening af. Dan kan daar de eerste registratie plaatsvinden. Van daaruit kunnen ze dan doorreizen naar andere EU-landen.”
Cohen: „Anything goes, vind ik op het ogenblik. Kijk naar de situatie in Turkije en Libanon. In Libanon is één op de vier vluchteling. En het zijn zulke arme landen. Dan begrijp ik verschrikkelijk goed dat mensen daar weggaan.”
Kosto: „Het is wel een interessante gedachte. Dus je geeft Griekenland een premie om die opvangcentra op hun grond te laten staan?”
Verdonk: „Zoiets. Griekenland is nu heel arm. We investeren daar, het zorgt voor wat werkgelegenheid, dus het doet ook nog wat voor de economie.”