Langs de noordoostkust van Groenland drijft voortdurend zee-ijs zuidwaarts, vanuit de Noordpool. En wat dreef daar pasgeleden? Een ijsschots met een hovercraft erop, een tent, een bult uitrusting, en twee mannen! Het waren Yngve Kristoffersen, een 73-jarige Noorse emeritus hoogleraar Arctische geofysica, en zijn jongere mede-avonturier, de 43-jarige Audun Tholfsen. Twaalf maanden hadden ze gebivakkeerd op de poolzee, meedrijvend met het zee-ijs. Ruim 2.200 kilometer waren afgelegd. Wat hadden ze al niet doorgemaakt: vier maanden complete duisternis, sneeuwstormen, temperaturen beneden de min 30, en vooral veel verraderlijk ijs, almaar kruiend en splijtend. En nu zat de barre reis erop.
Vorig jaar op 30 augustus had het Duitse onderzoeksschip Polarstern de mannen, hun hovercraft en een paar ton aan materialen en brandstof afgezet, zo’n 300 kilometer van de pool, aan de Siberische kant. Bij Groenland werden ze een jaar later – twee maanden geleden – weer opgepikt, na een jaar drijven, dwars over de poolzee en bijna precies over de Noordpool heen. Inmiddels zijn de twee mannen weer terug in hun thuisstad Bergen.
Kristoffersen is er nog altijd dagelijks aan het werk, bij het Nansen Environmental and Remote Sensing Center (NERSC), verbonden aan de universiteit. Hij kan het niet laten, hij wil alles weten van de geologie van de Arctische Oceaan. Dat is het enorme, ronde bekken, ruim twee keer zo groot als de Middellandse Zee, dat wordt omringd door Alaska, Noord-Canada, Groenland, Spitsbergen en Siberië. Het bekken is gemiddeld ruim een kilometer diep, maar op sommige plekken meer dan vijf kilometer. En het is geologisch gezien nog altijd een onontdekt terrein, vertelt Kristoffersen over de telefoon.
Een jaarlang ronddrijven, is dat nu echt de beste manier van onderzoek doen?
„Ja, in dit gebied wel. Fridtjof Nansen heeft 118 jaar geleden al laten zien dat dat unieke data oplevert.”
De Noorse ontdekkingsreiziger Nansen liet zich in 1893 met zijn schip de Fram invriezen boven Oost-Siberië en dreef in drie jaar tijd naar Spitsbergen. Onderweg verzamelde hij een schat aan oceanografische en geologische kennis die volslagen nieuw was, omdat niemand daar ooit was wezen kijken. Kristoffersen: „Hetzelfde geldt op veel plekken nog steeds. Zelfs met ijsbrekers kun je niet overal komen, want het ijs is hier en daar meer dan vier meter dik. De zeebodem herbergt nog allerlei geheimen. Er zijn onontdekte onderzeese ruggen en kloven, die zelfs met moderne technologie vanuit de lucht niet te zien zijn. En bodemstructuren die verraden hoe het bekken ooit gevormd is, meer dan 60 miljoen jaar geleden. Ontzettend spannend om die in kaart te brengen.”
En waarom een hovercraft?
„Een hovercraft beweegt even gemakkelijk over ijs als over water, dus je bent heel flexibel en mobiel. Dat moet ook wel, omdat het ijs altijd instabiel en in beweging is. Zeker de laatste jaren.”
Kristoffersen legt de link met klimaatverandering. Poolreizigers en onderzoekers merken dat het zee-ijs van de Noordpool erdoor verandert. De Russen hebben er sinds 1950 onderzoeksstations op gebouwd, vertelt hij, maar dat kan nu niet meer, omdat de ijscondities zo verslechterd zijn. De laatste twee stations hebben ze zelfs halsoverkop moeten evacueren. Een hovercraft is in dat landschap veel veiliger: je vaart gewoon weg als het ijs onder je wegzakt.
„Daarnaast is een hovercraft een relatief goedkope onderzoeksbasis, veel goedkoper dan een ijsbreker”, zegt Kristoffersen. „En technisch vrij simpel en robuust: alleen maar een motor, een waaier voor de uplift, en een propeller achterop. We konden hem zelf repareren als er ergens iets haperde.”
Hoe zag uw kamp eruit?
„We sliepen in de hovercraft. Dat is eigenlijk een soort camper, compleet met keuken, en tevens ons datalab. We hadden een ruimte van zes meter bij zestig centimeter om ons in te bewegen. In eerste instantie hadden we een schuur gebouwd van ijsbrokken, als werk- en voorraadruimte, maar die bleek niet bestand tegen de beweging van het zee-ijs. Daarom gebruikten we sindsdien een tent. En dan hadden we overal rond het kamp onze apparatuur: een weerstation, instrumenten die in het water hingen om temperatuur en stroming te meten op allerlei diepten, apparatuur om seismische metingen te doen en om bodemmonsters te nemen. En een onderwatercamera.”
Ging er wel eens wat mis?
„We hebben het kamp vier keer helemaal opnieuw moeten opbouwen omdat het oude te onveilig werd, of zelfs compleet was vernield door kruiend ijs en plotselinge spleetvorming. Stel je voor: je wordt ’s ochtends wakker en dan is er opeens een drie meter brede scheur in het ijs ontstaan, vlak naast je kamp. Die scheur vriest dan weer dicht met een laag ijs van tien, vijftien centimeter dik. En dan drijven die platen opeens weer naar elkaar toe, waardoor dat nieuwe ijs verbrokkelt en er een enorme hoeveelheid ijspuin dwars door je kamp geschoven wordt.”
Werd u daar niet bang van?
„Bang niet, nee. Het zee-ijs is op zichzelf veilig, je moet alleen af en toe verkassen. Maar wij hadden altijd onze comfortabele hovercraft om op terug te vallen. Hoewel die soms wel vast lag tussen de ijsrichels. Je moet goed uitkijken, ja, en je moet niet opgeven. Alles kost meer moeite bij min 30 graden. En als je dan halsoverkop al je spullen moet verplaatsen… Binnen twee dagen hebben we drie ton aan materiaal en negen ton aan brandstof versleept. Het houdt je bezig. Je hebt geen tijd om je te settelen. Maar we wisten van tevoren waar we aan begonnen, dus het was no big deal.”
Dacht u vaak aan uw voorganger Fridtjof Nansen?
„Zeker. Hij en zijn mannen waren een klasse apart. Vergeleken met hun avontuur stelt dat van ons niets voor. Ik had een satelliettelefoon aan de muur hangen, een laptop met e-mail op mijn bureau. Ik heb onderweg een wetenschappelijk artikel ingediend. Ook qua uitrusting is het geen vergelijk. Wat zij destijds hebben gepresteerd, met hun schip in het ijs, maar ook tijdens hun sledetocht naar de eigenlijke Noordpool, is echt ongelooflijk.”
Heeft u unieke data verzameld?
„Een groot deel van de tijd dreven we precies boven de Lomonosov-rug, een enorme onderwaterbergketen van drie kilometer hoog, plat van boven en langer en breder dan de Alpen. We zijn ’m per toeval vijf keer overgestoken, waarvan vier keer in een gebied waar nog nooit ijsbrekers zijn geweest.”
Kristoffersen ontdekte dat deze regio seismisch veel actiever is dan altijd werd gedacht. Aan de voet van de Lomonosov-rug, aan de Alaskaanse kant, vond hij veel zogeheten gedeformeerde sedimenten: ‘verfrommelde’ aardlagen, met gesteenten van tientallen miljoenen jaren oud die aan de oppervlakte kwamen. „Alles wijst erop dat er daar veel frictie is tussen langs elkaar schuivende aardplaten, een beetje zoals bij de San Andreasbreuk in Californië. Enorm spannend allemaal.”
Zou u nog een keer zo’n poolreis willen maken?
„Ik zou zo terug willen. Maar ik zou het niet aan mijn vrouw durven voorstellen.”
Hij lacht. „Ik heb nog minstens een jaar nodig om al deze data uit te werken. En ik ben nu 73. Maar ik vind het prachtig. Ik houd van de open ruimte. Als je daar buiten bent in de tijd van totale duisternis, onder een heldere sterrenhemel, en de volle maan schijnt op dat ijslandschap. Je moet het zelf ervaren om het te kunnen begrijpen. It chills you to your bones.”