Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Denkend aan vijf jaar Mark Rutte...

... Zie ik de politiek verdwijnen, schrijft Maxim Februari. Zie ik een dekselse denker met diepgang, schrijft Christiaan Weijts. Zeven NRC-columnisten over de premier. Illustraties Hajo.

26 september 2013: Algemene Beschouwingen.
26 september 2013: Algemene Beschouwingen.

Denkend aan Rutte zie ik de politiek verdwijnen. De belangstelling voor rechtsstatelijkheid neemt af en het democratische gesprek over conflicten dooft uit. De staat vergaat door de toenemende macht van bedrijven. Mark Rutte is van dat alles natuurlijk niet de oorzaak – hij is er een voorstander van.

De laatste jaren gebruik ik Angela Merkel daarom van armoede maar als mijn minister-president. Is er mondiaal deining, dan zet ik de televisie aan en laat ik Merkel uitleggen welke politieke keuzes, normatieve argumenten en onenigheden er zijn. Onze eigen premier ziet intussen nergens keuzes of conflicten. In zijn mechanistisch mens- en wereldbeeld heeft de mensheid slechts één doel. Groei. Dat doel bereikt de politicus door knoppen te bedienen. Opdat de economie ‘draait’, de banenmarkt ‘aantrekt’, de woningmarkt ‘in beweging komt’ en de burgers ‘niet blijven steken’.

Ik bedoel dit niet onaardig. Ruttes aanpak heeft succes: we leven nog en we gaan voorlopig niet failliet. Toch denk ik niet dat vrijheid opbloeit zodra je recht en politieke keuze afschaft. Mark Rutte denkt van wel. Laat bedrijven de koers maar voor ons bepalen, zegt hij, want die hebben ‘veel meer dan de overheid de middelen en overtuigingskracht’. In zijn veelbesproken, visionaire H.J. Schoo-lezing komt het woord ‘markt’ daarom negentien keer voor. Het woord ‘recht’ een keertje. In ‘ontslagrecht’.

Al dit gebrek aan politieke ernst is volgens Mark Rutte zelf een symptoom van optimisme. Zoals wij allen gebrek aan kritisch vermogen wel eens per ongeluk aanzien voor levensvreugde.

Maxim Februari

Denkend aan Rutte zie ik hem staan naast een soepwagen in New York. Hij is dan nog geen premier, en mag als voorman van de liberalen in een televisieprogramma van Paul Rosenmöller iets laten zien van wat hij wil, wat hem bezielt. Hem bezielt Amerika.

De mensen die soep komen halen bij de rondrijdende bus, omdat ze zelf geen eten meer kunnen kopen, verstoren zijn ideaal helemaal niet. Want kijk eens, die bus is er toch maar mooi. En dit is een land van kansen.

Juist. Kansen. Dat blije beeld van kracht en kansen – ik hoor Rutte ook in gedachten spreken over ‘van werk naar werk’ alsof er altijd voor iedereen volop werk is – dat beeld van allemaal zelfredzame mensen of mensen die dat zouden kunnen zijn als ze maar wilden, als ze maar niet te labbekakkig, te verwend, te futloos of te kansloos zouden zijn, dat is de kortste samenvatting van het mensbeeld van deze minister-president. Voor zover je van een mensbeeld kunt spreken. Het is meer een: zo-wil-ik-dat-het-in-elkaar-zit-beeld.

Niet dat iedereen zielig en hulpeloos is. Maar dit is zo schraal en uiteindelijk harteloos. Het overkomt me werkelijk wel eens dat ik met enige heimwee terugdenk aan Balkenendes roep om fatsoen. Niet dat dat veel effect had, maar het was in z’n eenvoud wel een sympathiek uitgangspunt. Op elkaar letten. Je goed gedragen, aardig zijn.

Dat is net iets rijker dan voor wie ten einde raad is alleen een soepbus laten rijden.

Marjoleine de Vos

Denkend aan Rutte zie ik een man wandelend op het strand bij Scheveningen. De wind door het haar, de blik op de zee. Hij is Hagenaar, niet als premier, maar in Den Haag geboren en gebleven. In zijn bovenwoning kun je de meeuwen horen. Hij geniet van de klus de economie achter duinen en dijken lucht te geven; agenten, leraren en ambulanciers van Nederland vooruit te helpen. Zijn geliefde buitenland ligt overzee: de Britten, de Amerikanen, trotse handelsnaties als wij. Maar er is ook die ergernis. Dit strandland ligt vast aan een continent. Ligt de binnenlandse klus net goed op stoom, tikt Europa op zijn schouder met een probleem. Meteen in 2010: belastinggeld naar de Grieken, de Portugezen, de Spanjaarden, deals tussen Fransen en Duitsers, al die landen in onze rug. Omdat we niet alleen een markt delen, maar ook een munt, een grens, zelfs buren. Voor Angela, Nicolas-François of Silvio-Matteo vaak hoofdzaak, voor Mark afleiding, symboliek, bijzaak. Tot de klap te groot werd. Juli 2014, de neergehaalde MH17: Oekraïne, Rusland, en Nederland plots meegezogen in het Europese achterland als plaats van oorlog en vrede. Even voelde Mark Rutte (met een woord van Tony Blair) de hand van de geschiedenis op zijn schouder. Glimlach weg, en daar stond een gezaghebbende headmaster of the nation. Beklijven kon die rol niet. Net als de hoofdmeester ziet ook de klas zichzelf liever op een strand. De lokroep van de meeuw, wachtend op de volgende tik op de schouder.

Luuk van Middelaar

Denkend aan Rutte zie ik dampende Rendang op een kaal houten tafeltje staan. Sinds ik hoorde dat de huidige coalitie was bekokstoofd in Soeboer, Ruttes favoriete Indische toko, kijk ik met heel andere ogen naar hem. Het is een tentje van niks, randje Schilderswijk, goedkoop ook, maar van een legendarische kwaliteit.

Zo is het ook een beetje met Mark Rutte: op het oog wat oppervlakkig, met die energieke onnozelheid die zo eigen is aan managers en coaches, maar onder dat olijke pantser schuilt een dekselse denker met diepgang. Ik weet zeker dat Rutte veel slimmer, intellectueler en idealistischer is dan hij wil laten blijken. De meeste van zijn collega’s maken de fout het andersom te doen. Rutte weet ontzettend veel van klassieke muziek, om maar wat te noemen – hij hield een prachtig gastpresentator-optreden bij Radio 4 – maar hij kiest ervoor om vlot, simpel en nuchter te ogen.

Glimlachend veinst hij louter pragmatisch te handelen, opzettelijk visieloos, enzovoorts, maar intussen is bij elke werkelijk crisisachtige spanning zijn VVD de grote winnaar, ten koste van de PvdA. Verdomd uitgekookt. Rutte beheerst de kunst van de sprezzatura: doen alsof iets je amper moeite kost, terwijl je juist over virtuoos vakmanschap beschikt. Zijn tot vervelens toe gehoonde lach is van die houding het handelsmerk. En zeg eerlijk: het mocht ook wel wat vrolijker. Na bijna drieduizend barre dagen Balkenende waren we wel toe aan een klein glimlachje.

Maar pas op: de afgelopen vijf jaar kon hij regeren zonder werkelijk verregaande ethische beslissingen te hoeven forceren, die de links-rechtscoalitie ideologisch konden splijten. Maar nu de vluchtelingen het land in alle gewesten principieel verdelen, vrees ik toch dat zijn eeuwige glimlach het straks wel begeeft.

Christiaan Weijts

Denkend aan vijf jaar Rutte zie ik een premier die zijn hoofd in woelige politieke tijden boven water houdt door het onafhankelijke oordeel van publieke ambten zoveel mogelijk uit te bannen. Of het nu gaat om de Nationale Ombudsman, de directeur van De Nederlandsche Bank (DNB) of van de NS, commissarissen bij overheidsbedrijven, de Nederlandse Zorgautoriteit, of raad van toezicht van de AFM, steeds opnieuw leidt een conflict of een nieuwe benoeming tot directere controle van het kabinet op de meningsvorming en het beleid. Soms vond de gelijkschakeling plaats nadat er inderdaad iets was misgegaan, maar soms ook waren futiele declaratiekwesties de stok om de hond mee te slaan. Bij de directie van DNB waren er drie kandidaten, één met een achtergrond bij DNB en twee bij het ministerie van Financiën. DNB en het kabinet konden het niet eens worden. Het compromis was een vierde kandidaat met werkervaring bij zowel de bank als het ministerie. Buitenstaanders kwamen blijkbaar niet in aanmerking. De Nederlandse Zorgautoriteit heet nog wel autoriteit, maar is feitelijk een ambtelijke dienst geworden.

Deze reflex is begrijpelijk. In een populistisch politiek klimaat waarin ieder incident of rapport de carrière van een minister kan breken, zijn risicobeheersing en gelijkschakeling de natuurlijk reflex. Maar deze natuurlijke neiging zal zich tegen de politiek keren. Waar onafhankelijke oordeelsvorming voor iedereen zichtbaar is uitgebannen, wordt de politiek voor alles direct verantwoordelijk en is er nooit meer een buitenstaander die met gezag het nieuws kan brengen.

Coen Teulings

Denkend aan Rutte zie ik de totale monterheid. Zijn geheim was dat hij de taal van de tijd sprak. De taal van nu is rechts, daarom is Rutte VVD’er. In de jaren zeventig was de taal links, toen zou Rutte bij een linkse partij gezeten hebben. Rutte is niet links, hij is niet rechts, hij is een man van nu. De ‘rechtse’ woorden die Rutte gebruikt, gebruikt links ook. We zijn allemaal voor ‘hervormingen’. We zijn allemaal voor ‘marktwerking’. We zijn allemaal voor ‘keuzevrijheid’. We zijn allemaal voor ‘concurrentie’, en ‘transparantie’ en ‘participatie’ en ‘zelfredzaamheid’ en ‘maatwerk’ en ‘innovatie’. Zoals we ook allemaal tegen regels zijn. Beter is ‘zelfregulering’ – de volmaakte fictie: precies even links als rechts. Of neem dat ‘Dikke Ik’: Samsom begint erover, Rutte haakt naadloos in.

Misschien had voorgaande alinea in de verleden tijd moeten staan: veel van deze toverwoorden raken uitgewerkt, maar Rutte hoeft geen nieuwe te leren, zijn tijdperk loopt ten einde. Een politicus kan taal op verschillende manieren gebruiken. Hij kan ons ermee verdelen of binden. Hij kan ermee sussen of hitsen. Ermee snijden of zalven. Hij kan ons zijn visioen schetsen, of juist het onze. Hij kan de werkelijkheid tot taal maken, of de taal tot werkelijkheid. Rutte doet dat laatste. Mark Rutte zegt nooit iets wat we niet zelf al gezegd hebben. Hij gebruikt de taal niet om te zeggen wat hij wil, maar om ons de woorden te geven voor wat wij al willen. En ons de houding te demonstreren waarmee je zulke wensen laat uitkomen. Die van totale monterheid en onbeperkt optimisme. Rutte heeft de gedaante van een politicus, maar in feite is hij een geestelijk leider. Een goeroe.

Jan Kuitenbrouwer

Denkend aan Rutte zie ik meer voorman dan verkoper. De handtekening van Mark Rutte onder het jongste regeerakkoord heeft iets… van een jongen die oefent op meer dan een krabbel. Na vijf jaar in het Torentje heeft hij zijn blijmoedigheid bewaard. Is hij als zijn handtekening, door het leven niet aangeraakt? Of is Mark Rutte meegegroeid met de ernst van het humanitaire drama?

Het regeerakkoord ontstond in de relatief onbezorgde dagen van 2012. ‘Nederland sterker uit de crisis’, de economische. Dat was het motto. Er was nog geen vluchtelingenstroom in zicht. In zijn Schoo-lezing van september 2013 vatte de jeune premier zijn aanpak luchtig samen: „De manier om kwijt te raken wat we hebben, is vast te houden aan wat we hebben.”

Aanstekelijk optimisme dreef zijn kabinet. De hypotheekrenteaftrek, bron van financiële ontwrichting, werd eindelijk aangepakt. De AOW- leeftijd werd opgetrokken, dat scheelt de staat veel geld. Maar ‘Nederland in Europa’, speerpunt van het kabinet, betekende in eigen land wat anders dan in Brussel. De premier werd meer politicus.

De ingrijpende verbouwing van de verzorgingsstaat raakte mensen, oud, jong, ziek, zonder werk. Zonnige taal was niet genoeg. Aanpakenthousiasme spreekt niet zo aan als de thuiszorg niet meer komt. De belofte in het regeerakkoord van een ‘ambitieus internationaal klimaatbeleid’ – we hoorden de premier niet meer over Groen Rechts.

Bruggen slaan, elkaar de hand reiken. Wie kon er tegen zijn? Mark Rutte kan zich ontwikkelen tot dé man van het moment. Dan moet hij nu durven veranderen. Van verkoper tot voorman. In de vluchtelingencrisis. In de democratiecrisis. Van partijman tot minister-president.

Marc Chavannes