Het verraste eigenlijk niemand dat de Wit-Russische schrijfster Svetlana Aleksijevitsj gisteren de Nobelprijs voor Literatuur kreeg. Want de afgelopen jaren zong haar naam al voortdurend rond. Terecht, zo bleek eens te meer toen in 2013 haar meesterlijke Het einde van de Rode mens. Leven op de puinhopen van de Sovjet-Unie verscheen, een verzameling levensverhalen uit de twintig jaar sinds het uiteenvallen van het Sovjetrijk.
Hier was een schrijfster aan het woord die in schitterende taal iets wezenlijks te vertellen had over mensen die moesten zien te overleven onder de moeilijkste omstandigheden. En juist dat laatste benadrukte het Nobelcomité: Aleksijevitsj kreeg de prijs voor ‘haar meerstemmige geschriften, een monument voor het lijden en de moed in onze tijd’.
De Zweedse Academie stelde de 67-jarige schrijfster gisteren van haar uitverkiezing op de hoogte toen ze in haar flat in Minsk aan het strijken was. Over het prijzengeld van ruim een miljoen euro zei ze in een eerste telefonische reactie tegen de Zweedse omroep SVT dat ze hiermee de vrijheid kon kopen om verder aan haar oeuvre te kunnen werken. Ook bekende ze dat de prijs haar een ‘gecompliceerd gevoel’ bezorgde: „Het roept meteen grote namen bij me op als die van Boenin en Pasternak.”
Daarmee verwees ze naar twee andere Russische schrijvers, die respectievelijk in 1933 en 1958 de Nobelprijs kregen. Net als bij hen lijkt de keuze van het Nobelcomité voor Aleksijevitsj behalve een literaire ook een politieke stellingname te zijn geweest. Want waar Boenin en Pasternak in hun boeken de bolsjewistische machthebbers geselden, levert Aleksijevitsj felle kritiek op het regime van Poetin.
Relaas van de homo sovieticus
Toen na de Russische annexatie van de Krim, in maart 2014, 85 procent van de Russische bevolking Poetins beleid leek te steunen, kwam Aleksijevitsj geschokt tot de conclusie dat de Russen zich tegen de stroom van de geschiedenis in bewogen: ze waren veranderd in homines sovietici 2.0 – Sovjetmensen in een nieuwe gedaante. Zo beschreef ze in de Frankfurter Allgemeine Zeitung hoe ze in Moskou na de annexatie van de Krim van de ene dag op de andere in een andere wereld was beland en hoe vrijwilligers zich massaal bij rekruteringsbureaus aanmeldden om tegen de ‘fascisten’ in Oekraïne te gaan vechten. In dat artikel concludeert ze: ‘We hebben niet de Krim teruggekregen, maar de Sovjet-Unie’.
De Wit-Russische schrijfster, die in 1948 geboren werd in het Oekraïense Ivano-Frankivsk, manifesteert zich in haar boeken als een pionier in een literair genre, waarin uiteenlopende mensen één voor één hun relaas doen. Ze kiest voor die vorm, omdat ze iets wil verwoorden dat je niet kunt verzinnen, zo onvoorstelbaar is het. De stemmen die ze laat klinken vormen dan ook een literaire kroniek van een spookwereld die zijn oorsprong vindt in het gewelddadige verleden van de Sovjet-Unie.
Personages hoeft Aleksijevitsj voor haar boeken niet te bedenken, want die plukt ze uit het enorme land waarin ze is opgegroeid: de voormalige Sovjet-Unie. Ze interviewt ze, waarna ze hun levensverhalen zorgvuldig rangschikt. Die compositie laat ze soms vergezeld gaan van korte, losse uitspraken van niet bij name genoemde personen. Aldus ontstaat een Russische variant van een klassieke Griekse tragedie, compleet met een koor, dat begint zodra een solozanger zijn vaak gruwelijke relaas heeft gedaan. Samen drukken ze het leed uit van miljoenen anderen.
De communistische erfenis
In 1985 debuteerde Aleksijevitsj met De oorlog heeft geen vrouwelijk gezicht, waarin gewone Sovjetburgers over hun ontberingen in de Tweede Wereldoorlog vertellen. Aanvankelijk kwam het manuscript niet door de Sovjetcensuur, maar tijdens Gorbatsjovs perestrojka werd die hindernis weggenomen en vlogen twee miljoen exemplaren over de toonbank.
In hetzelfde jaar volgde De laatste getuigen. Kinderen in de Tweede Wereldoorlog. Hierin vertellen Sovjetburgers over hun door oorlogsgeweld bepaalde jeugd. In 1989 volgde Zinkjongens. Sovjetstemmen uit de oorlog in Afghanistan, en vier jaar later Betoverd door de dood, waarin ze de golf geslaagde en mislukte zelfmoorden tijdens de ineenstorting van de Sovjet-Unie in kaart bracht.
Het einde van de Rode mens is het voorlopige hoogtepunt in een overweldigend oeuvre dat leest als de literaire archeologie van de communistische wereld. Alleen daarmee al voegt Aleksijevitsj zich in de rijen van de groten uit de Russische literatuur.
De zes boeken van Aleksijevitsj staan in Wit-Rusland, waar ze woont en schrijft, op de zwarte lijst. Maar ze zijn in vijfendertig andere landen vertaald. Je kunt ze als afzonderlijke hoofdstukken lezen van wat ze zelf een ‘Rode Encyclopedie’ noemt. Het einde van de Rode mens vormt daarin de apocalyptische finale. Als je Poetin en zijn 140 miljoen onderdanen wilt begrijpen, kun je niet om dit literaire werk heen.
Aleksijevitsj heeft weinig hoop dat Rusland ooit een modern land zal worden. Want nergens is de geschiedenis in de twintigste eeuw zo tekeer gegaan als op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie. Nergens zijn zulke diepe wonden geslagen. En niemand heeft dat trauma zo indringend beschreven als zij.