De celstraffen van de drie mannen en drie vrouwen die twintig jaar geleden werden veroordeeld, moeten volgens het Openbaar Ministerie onverminderd in stand blijven. De zes kregen de straffen voor het op 4 juli 1993 doden van de destijds 56-jarige Chinese vrouw Tim Mui Cheung in Chinees restaurant Peacock in Breda. Een nieuwe behandeling van de strafzaak voor het gerechtshof in Den Haag – waartoe de Hoge Raad in 2012 besloot – bracht het OM niet tot de conclusie dat de rechters destijds in deze zaak hebben gedwaald.
Deze conclusie trok de advocaat-generaal Winfried Korver gisteren in een requisitoir dat de hele dag in beslag nam. De zaak die bekend werd als ‘De Zes van Breda’ kwam de afgelopen jaren te boek te staan als mogelijk de grootste gerechtelijke dwaling ooit. Maar na het opnieuw horen van zo’n veertig getuigen en drie deskundigen is ook de nieuwe aanklager „gaandeweg overtuigd geraakt” van de schuld van de zes verdachten.
Zwakbegaafde vrouwen
De nieuwe feiten die de hoogste rechter drie jaar geleden deden besluiten dat de strafzaak moest worden herzien, hebben het OM niet tot de mening gebracht dat de verdachten onschuldig veroordeeld waren. De mannen – die voor doodslag tien jaar kregen – en de vrouwen – die gemiddeld twee jaar kregen – hebben hun straf al lang uitgezeten.
De verdachten (gemiddeld 40 jaar oud nu) werden een jaar na de moord gearresteerd. De drie vrouwen verklaarden dat ze het slachtoffer vanuit haar woning naar het restaurant hadden gelokt. Daar zouden de drie mannen de vrouw hebben beroofd van sieraden en haar vervolgens hebben geslagen en doodgeschopt. De zwakbegaafde vrouwen hebben de bekentenissen die ze herhaaldelijk deden in politieverhoren maar ook bij de rechter-commissaris en tegenover de rechtbank later ingetrokken. Het was, zoals een van de vrouwen bij het hof verklaarde , „een lulverhaal” dat door ontoelaatbare druk van de politie tot stand zou zijn gekomen.
Na wetenschappelijk onderzoek – geïnitieerd door een van de mannelijke verdachten die een campagne begon om zijn vermeende onschuld aan te tonen – concludeerde de procureur-generaal bij de Hoge Raad Diederik Aben drie jaar geleden dat er negen nieuwe feiten en omstandigheden waren die een nieuw proces rechtvaardigden. Zo bleek dat twee ontlastende verklaringen wel in het politiedossier zaten, maar niet bij de stukken die de rechters kregen.
Het gaat om twee mannen die hebben verklaard dat ze in de nacht van de moord van 2.00 tot 4.30 uur in een bushokje zaten met zicht op het restaurant. Er was de mannen niets opgevallen die nacht, terwijl er zich volgens de vrouwelijke verdachten van alles afspeelde die nacht. Aanklager Korver meent dat uit nader onderzoek is gebleken dat deze twee getuigen zich mogelijk hebben vergist in datum en tijdstip.
Ook een ander vermeend ‘ontlastend’ feit is dit volgens Korver niet. Er is niet ver van het stoffelijk overschot van het slachtoffer in de restaurantkeuken een druppel bloed gevonden. Uit DNA-onderzoek bleek dat dit bloed moet zijn van een persoon afkomstig uit Zuidoost-Azië of Oceanië. De mannelijke verdachten zijn van Marokkaanse komaf. Volgens de advocaat-generaal staat echter niet vast dat de bloeddruppel van de moordenaar moet zijn. „Mogelijkerwijs was het van één van de illegaal in het restaurant werkzame koks.”
Ten slotte twijfelt het OM ook niet aan de herhaalde bekentenissen van de vrouwelijke verdachten. „Die zijn nog steeds doorslaggevend”, aldus Korver. De vrouwen hebben zich aanvankelijk ook nooit beklaagd over hun veroordeling. Bovendien zijn er volgens Korver de laatste jaren nog meer getuigenverklaringen gekomen die belastend zijn.
Een broer van mannelijke verdachte Anil heeft in 2010 verklaard dat Anil hem zelf vertelde dat hij „bij de moord aanwezig is geweest”. Ook een nicht van Anil verklaarde dit. En een toenmalige docente en mentor van vrouwelijke verdachte Jane heeft vorig jaar verklaard dat Jane al in 1994 in brieven de roofmoord bekende.
Volgende week pleiten de advocaten.