Na een vakantie in eigen land ben ik weer thuis, in Warschau. Als zzp’er zou ik me hier thuis moeten voelen, want nergens in de EU werkt zo’n groot deel van de beroepsbevolking met kortlopende contracten, van twee tot drie maanden. Opdrachtgevers dragen niets bij aan zorg, pensioen, of eventuele toekomstige werkloosheid. Ontslagbescherming? De opdracht gaat gewoon naar een ander. 28 procent van de beroepsbevolking is zzp’er. Dat is drie keer zoveel als in Nederland en het hoogste percentage in de OECD, de 34 meest ontwikkelde landen ter wereld.
De fabel dat flexibele contracten vooral bedoeld zijn voor creatievelingen en slimmeriken die hun slag slaan in technologische innovatie is in Nederland al behoorlijk aan slijtage onderhevig. Hier in Polen gelooft werkelijk niemand er meer in. Die contracten gaan in grote meerderheid naar nauwelijks geschoolde burgers: bewakers, schoonmakers, keukenhulpen. Ze noemen hun kortetermijncontracten: ‘umowa smieciowa’, wat beter in het Engels dan het Nederland vertaalt: ‘junk contracts.’
In de weken dat ik in Nederland was zijn de tijdelijke uitbuitingscontracten uitgegroeid tot belangrijk politiek thema. In het zicht van een verkiezingsnederlaag in oktober heeft de regeringspartij zich plots aangesloten bij de oppositie, die al jaren ageert tegen de groeiende rechtenloosheid op de arbeidsmarkt. Zelfs de belangrijkste krant van het land ging om. De Gazeta Wyborcza speelde een belangrijke rol in de promotie van een markteconomie in dit voormalig communistische land, maar ziet het junkcontract nu als symbool en uitwas van een doorgeschoten economische vrijheid. Die heeft het land geweldige groei gebracht, maar ook groeiende ongelijkheid – en zelfs armoede.
Ik vraag me hierdoor zelf ook af hoe terecht het eigenlijk is, de lof zingen op de zzp’er? Oké, als stukjesschrijver zit ik in een luxe positie, maar zelfs dan: wat levert die onafhankelijkheid nu feitelijk op? Belastingkorting en startersaftrek. Kortom, fiscale douceurtjes die erop neerkomen dat Neerlands loonslaven het hippe zzp-gevoel sponsoren.
Ondertussen zijn de inkomsten van zzp’ers sinds 2008 met zo’n 40 procent gedaald.
Toch hoor je overal de lof op de zzp’er, niet in de laatste plaats door zzp’ers zelf. Zijn die dom? Of geven ze het sociaal wenselijke antwoord? Dat laatste zou weleens kunnen kloppen. Vraag mensen naar hun opvattingen en je krijgt antwoorden die maar weinig met de feiten te maken hebben, maar veel met de opvattingen, waarden en geloofsartikelen van hun directe omgeving. Niet voor niets scoort een arm land als Nigeria altijd hoog in geluksonderzoek, terwijl Hongarije daarin altijd laag scoort, hoe de omstandigheden ook zijn. In Nigeria zeg je slechts bij hoge uitzondering ‘nee’ op de vraag naar je geluk. In Hongarije klaagt iedereen, altijd.
Mensen vragen wat ze vinden, is vaak zinloos. Vraag een anorexiapatiënt maar eens of die zichzelf dun of dik vindt. En dan is er ook nog zoiets als de theorie van ‘cognitieve dissonantiereductie’: onaangename onzekerheid wegredeneren. Psychologen vonden eens een groep respondenten die allen overwogen een Mercedes of BMW te kopen en beide auto’s even mooi of goed vonden. Maar wat bleek? Toen ze eenmaal een knoop hadden doorgehakt, desnoods door het gooien van een muntje, oordeelden ze allemaal dat de auto die ze hadden gekocht, de beste was. Ze keken zelfs niet meer naar reclames van het merk auto dat ze niet hadden gekocht. Zo gaat het veel zzp’ers misschien ook. Mij in ieder geval wel. Als mensen me vragen of mijn nieuwe leven als thuiswerker me bevalt, zeg ik ‘ja’. En ik meen het. Denk ik.