Het is een literair archetype: de vrouw die ongelukkig is in een huwelijk dat er van buitenaf prima uitziet. De peetmoeder van die personages is – naast Emma Bovary – natuurlijk Anna Karenina. Als je nu een boek over zo iemand schrijft, getuigt het dan ook van lef om de hoofdpersoon ‘Anna’ te noemen en haar al op de eerste bladzijden te laten mijmeren over zelfmoord door onder een trein te lopen.
Want deze Anna, de Amerikaanse Hausfrau uit de titel, is getrouwd met de Zwitser Bruno. Samen wonen ze in een nikserig dorpje bij Zürich. De afleiding die ze nodig heeft, zo heeft ze besloten, bestaat uit een behoorlijk intensieve psychotherapie, en een cursus Duits. Niet alleen om de taal te beheersen, maar ook om mannen tegen te komen met wie ze seks kan hebben.
Dat gaat natuurlijk niet werken, wat dat betreft is Hausfrau voorspelbaar. Desondanks blijft het boek een tijdlang intrigerend. Want met die opzichtige Anna Karenina-referenties lijkt Jill Alexander Essbaum de lezer op het verkeerde spoor te willen zetten. Dit is bepaald geen 19de-eeuwse roman met grote gevoelens. Integendeel: Anna is leeg, oppervlakkig, saai. Ze wil geen feestjes, ze kan niet praten, en communiceert alleen als ze seks heeft. Misschien het best met haar eigen man, en dat maakt haar nog wat tragischer.
Het boek hangt van clichés aan elkaar: de eigenlijke grote liefde is iemand die alles van vuur weet. De woeste minnaar met de roekeloze seks is een ruige Schotse man. Ze peinst over religie, zoekt zingeving in God maar raakt gedeprimeerd bij het idee dat alles is voorbestemd. En natuurlijk heeft ze als Amerikaanse in Zwitserland taalproblemen. Alleen met haar lichaam kan ze communiceren. Eenzaamheid voelt als een ‘anker’ en opwinding is ‘blozen onder haar kleren’.
De leegheid van Anna’s leven weet Essbaum overtuigend weer te geven, maar je gaat je afvragen of het haar om die leegheid gaat, of dat ze wel gelooft in een dieper gevoelsleven.
Te vrezen is voor dat laatste – en dat komt door het optreden van dokter Messerli, haar psychotherapeut, die ze in het geheel niet vertrouwt. Dat is begrijpelijk, want deze Messerli komt ook al niet verder dan een reeks clichés (‘niet kiezen is ook een keuze’) en ze vult de gesprekken grotendeels met uiterst basale droomduidingen, want: ‘Wat we dromen, dat zijn we’.
Het probleem met dit boek is: Essbaum lijkt haar personages wél te geloven. In het nawoord raadt ze de lezer aan om ‘met iemand te praten’ wanneer je je ‘zo ellendig voelt als Anna’. En dat terwijl je net 300 bladzijden lang hebt gelezen hoe iemand er niet in slaagt ook maar één zinnig gesprek te voeren. Hausfrau lezen is een vorm van ramptoerisme: je kunt je ogen niet afwenden van deze oefening in psychologische en literaire onmacht.