Een politieke leider van formaat weet de tijd naar zijn hand te zetten. Dat beseft ook de jonge Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un. Daarom maakten de Noord-Koreaanse staatsmedia vanmorgen bekend dat Noord-Korea met ingang van 15 augustus de klok een half uur achteruit zet. Daarmee, aldus de media, ontworstelt het land zich eindelijk aan de „verdorven Japanse imperialisten”, die na hun verovering van het Koreaanse schiereiland in 1910 hun eigen tijd aan de Koreanen oplegden, negen uur voor op Greenwich Mean Time. Daaraan is sindsdien niets veranderd, ook niet in Zuid-Korea.
De tijd is vaker voor politieke doeleinden gebruikt. Wie bepaalt hoe laat het ergens is, toont daarmee zijn macht.
Meteen na hun inlijving van de Krim vorig jaar zetten de Russen de klokken daar bijvoorbeeld onder het spelen van het Russische volkslied plechtig gelijk met die in Moskou.
De Venezolaanse president Hugo Chávez verordonneerde in 2007 dat de klok een half uur achteruit moest worden gezet. Het officiële motief: de beschikbare uren zonneschijn eerlijker verdelen in het land. Daarmee doorbrak de eigenzinnige Chávez echter de gangbare tijdszone in die regio.
In China, ongeveer even groot als de Verenigde Staten met hun vier tijdszones, geldt officieel overal een en dezelfde tijd. Dat is te danken aan een besluit van de vroegere leider Mao Zedong, die daarmee de eenheid in zijn land wilde versterken. Daardoor wordt het in het westen van China soms pas om 10.00 uur ’s ochtends licht. Deels om praktische maar ook politieke redenen hanteren lokale opstandige Oeigoeren dan vaak weer hun eigen tijd.