In deze eeuw smolten gletsjers wereldwijd twee keer sneller dan in de tweede helft van de vorige eeuw. Het jaarlijkse massaverlies in deze eeuw is in elk geval sinds 1850 niet zo hoog geweest. En waarschijnlijk ook niet in de eeuwen sinds de laatste kleine ijstijd, in de zestiende eeuw.
Dat schrijven onderzoekers van de universiteit van Zürich in het eind vorige week uitgekomen Journal of Glaciology. In Zürich wordt een snel groeiende database van zo veel mogelijk gletsjers bijgehouden. Van over de hele wereld leveren specialisten gegevens aan deze World Glacier Monitoring Service (WGMS).
Sinds de laatste grote WGMS-publicatie over de gletsjeromvang, vier jaar geleden, zijn de meetgegevens snel toegenomen, vooral door direct onderzoek aan gletsjers en metingen vanuit satellieten.
De nieuwe metingen laten duidelijk zien dat gletsjers wereldwijd steeds sneller hun ijs verliezen. Het massaverlies is het dubbele van de smelt in de periode 1950-2000, driemaal zo groot als in jaren 1900 tot 1950 en viermaal het jaarlijkse ijsverlies in de jaren van 1850 tot 1900. „In veel gebieden zijn de gletsjers in ernstige onbalans met de heersende klimaatomstandigheden en daardoor voorbestemd voor verder ijsverlies”, concluderen de onderzoekers. Ook als het klimaat blijft zoals het nu is.
De WGMS heeft nu 47.000 metingen van 2.300 gletsjers. Het zijn gegevens van de meeste Europese gletsjers, ongeveer de helft van de Noord- en Zuid-Amerikaanse, maar nog geen tien procent van de Aziatische gletsjers. Toch is dat genoeg voor een wereldwijd overzicht, aldus de onderzoekers.
Van een gletsjer kunnen lengte, volume en massa, en oppervlak worden gemeten. De massabalans geeft de beste informatie over aangroei of verdwijnen van het ijs en de sneeuw. De lengtemetingen, en dan vooral de positie van de punt van de gletsjertong, zijn echter het vaakst gedaan. Van veel gletsjers zijn de lengteveranderingen bekend sinds de 19e eeuw.
In die eeuw trokken mensen voor het eerst hoog de bergen in. Van een dertigtal gletsjers in de Alpen, Scandinavië en de Andes zijn de lengtes gereconstrueerd tot in de zestiende eeuw. Toen, in de kleine ijstijd, hadden die gletsjers een laatste maximum.
De lengteverandering is een „indirecte, vertraagde en afgeleide reactie op klimaatveranderingen”, schrijven de onderzoekers. Maar er zijn rekenmodellen ontwikkeld, met gegevens van honderden gletsjers waarvan oppervlak, dikte en massa wel bekend zijn, die de gletsjerlengte naar de ijsmassa omrekenen.
Al die modellen, op één na, laten zien dat het ijsverlies in deze eeuw zonder precedent is. De uitzondering laat de mogelijkheid open dat het ijsverlies in Groenland, Canada en arctisch Rusland in de jaren dertig groter was. Maar de opstellers van dat model achten het mogelijk dat hun resultaat onjuist is, omdat zij gletsjers die in zee eindigen niet goed onderscheidden.