Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Hoe verwijtbaar is naïviteit in een cynische, gewelddadige wereld?

Sinds het drama van Sebrenica beweegt het nationale nagevoel over de ramp zich tussen schuld en slapte. Nu is er nieuwe hoop voor het zelfrespect: de grote machten hebben ons laten zitten.

In Potocari, bij Srebrenica, wordt de herbegrafenis van 800 stoffelijke overschotten voorbereid, 2010
In Potocari, bij Srebrenica, wordt de herbegrafenis van 800 stoffelijke overschotten voorbereid, 2010 Foto Sake Elzinga

‘Nederland is een klein land dat zijn best heeft gedaan”, zei de Bosnische premier Silajdzic een paar weken na het drama van Srebrenica. Joris Voorhoeve noteert het gelaten in zijn nieuwe boek Veilige Gebieden. Hij is te geschokt over wat er mede onder zijn verantwoordelijkheid is gebeurd om zich erdoor te laten troosten.

Het is bijna twintig jaar na die gruwelijke julidagen, waarin de Nederlandse Dutchbatmilitairen niet konden voorkomen dat achtduizend Bosnische moslimmannen uit de veilig gewaande enclave Srebrenica werden vermoord door Bosnische Serviërs onder aanvoering van Ratko Mladic. Het nationale nagevoel over de ramp beweegt zich sindsdien tussen schuld en slapte.

Nu is er nieuwe hoop voor het zelfrespect: de grote machten hebben ons laten zitten. Uit Amerikaanse documenten blijkt dat onze trouwste bondgenoten maanden vóór de val afspraken dat de door VN-chef Boutros Ghali beloofde luchtsteun niet zou komen. Zonder Nederland er in te kennen. Dutchbat leefde tot het eind in de veronderstelling dat in geval van nood bevriende straaljagers de Serviërs zouden temmen.

Voorhoeve meldt die ontdekking deze week tegelijk met Argos TV, dat notulen toonde van de politiek-militaire top in Washington DC die besloot af te zien van vergelding uit de lucht op verzoek van de Fransen en Britten (bezorgd voor het lot van gegijzelde landgenoten). Daarmee gaven zij Mladic en consorten ruim baan om hun etnische zuivering op industriële schaal uit te voeren.

Schrijver Frank Westerman, destijds als correspondent van dichtbij waarnemer van de gewelddadige ontrafeling van Tito’s rijk, wijst er dezer dagen op dat Voorhoeve vol goede intenties terugblikt op Nederlands betrokkenheid bij een ‘veilig gebied’ in ex-Joegoslavië. Maar de oud-minister doet zijn ontdekking twintig jaar te laat. Ook destijds waren er veel signalen dat de manna van luchtsteun niet zou komen.

Zelfmededogen

De toenmalige minister van defensie is teruggegaan in de tijd en heeft geprobeerd opnieuw te begrijpen hoe het zo gruwelijk fout kon gaan. Niet als eerste, vast ook niet als laatste. In zijn ambtsperiode probeerde hij de Dutchbatters te laten debriefen – het bleek het zoveelste vruchteloze getouwtrek tussen de landmachttop en het centrale defensieapparaat. Een commissie-Van Kemenade, het NIOD (Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies) en een parlementaire enquête hebben elementen van het drama in kaart gebracht. Niemand kan zich wijs maken dat alles wat er te weten valt bekend is. Het oordeel van latere beschouwers zal zich nog geruime tijd moeten ontworstelen aan de zuigkracht van nationaal zelfmededogen.

Kansloos was de Nederlandse rol in ex-Joegoslavië. Het loopt als een rode draad door dit boek, en alle eerdere studies in vergeefsheid aan Srebrenica gewijd. Voorhoeve werd minister van defensie in 1994. Hij erfde mét het eerste Paarse kabinet-Kok het besluit van zijn voorganger Ter Beek en het laatste kabinet-Lubbers om de ondankbare taak te aanvaarden die geen enkel ander land op zich wilde nemen.

Dat verklaart waarom Voorhoeve relatief weinig aandacht heeft besteed aan de waaromvragen: waren de omstandigheden voldoende doordacht, wás er een realistische taak voor lichtbewapende Nederlandse militairen met een blauwe VN-helm, had Nederland adequate voorwaarden gesteld aan de VN?

Voorhoeve houdt zich verre van het in politiek en journalistiek Den Haag vertrouwde spelletje schuldigen te vinden. Het kabinet-Kok II is in 2002 nog op de valreep afgetreden om Srebrenica, na het verschijnen van het NIOD-rapport waar zes jaar aan was gewerkt. Maar het terugblikveld overziend is het moeilijk de conclusie te vermijden dat het kabinet-Lubbers/Kok, dat de cruciale beslissing nam om Dutchbat op pad te sturen, tot nu toe vrij licht is weggekomen in de afrekening, ook al hebben Kok en Pronk (die er destijds bij waren) zich daar later zeker niet aan onttrokken.

Nederlandse politici die hun politieke daden en hun ‘tijd’ analyserend beschrijven zijn dun gezaaid. Voorhoeve doet dat wel. Hij heeft zich als academicus een zwaardere taak gesteld dan anekdotisch terugkijken en selectief winkelen in zijn politieke dagboeken. Hij ambieert een brede, systematische greep met de idealistische instelling van een man die toekomstig leed wil voorkomen. Die combinatie zit zowel de wetenschappelijk onthechte blik als de leesbaarheid meer dan eens in de weg.

Voorhoeve heeft zich verdiept in een aantal bedreigde bevolkingsgroepen in conflictgebieden (niet alleen ex-Joegoslavië, maar ook Koerden in Noord-Irak, West-Berlijn ten tijde van de DDR, Cambodja, Rwanda, Libië en meer). Wat hij daarmee wint aan breedte verliest hij aan diepgang en verhalende spanning. Daarom is het voor de geïnteresseerde maar niet gespecialiseerde lezer een geluk bij een ongeluk dat Voorhoeve toch vooral op zoek is naar waarheden die ‘zijn’ ramp draaglijker maken.

Als betrouwbaar staatsman en wereldburger legt Voorhoeve zich ook een andere handicap op: hij wil zijn gegeven woord niet breken en de namen van hoofdrolspelers in gesprekken-onder-weinig-ogen niet onthullen, zoals hij de debatten in de ministerraad, die nog vallen onder geheimhoudingsregels, niet meeslepender wil maken dan zij waren door niet man en paard te noemen. Het is bovendien niet zozeer Voorhoeves schrijverschap dat hem in dit boek aanzet tot een indrukwekkende speurtocht naar feiten en verklaringen. Het is de humanitair geschokte bewindsman die op defensie even machteloos was als Dutchbat zelf. Steeds als collega Van Mierlo van buitenlandse zaken in het diplomatieke speelveld weinig voor elkaar kreeg – niemand wilde Dutchbat aflossen in 1995 – dan ging Voorhoeve er maar weer zelf op uit.

Gijzelaarssyndroom

Zo geeft hij toch een nuttig, hoewel niet verrassend inkijkje in de ministerraad, waar ieder fijn zijn eigen problemen mag melden en waar weinig of geen gemeenschappelijke wil bestaat om oplossingen te vinden voor een geërfd megaprobleem als de vrijwel gegijzelde Dutchbatters en de levensbedreigend omsingelde moslims in Srebrenica. De oud-minister schetst hoe hij er alleen voor stond in een hopeloze situatie.

Voorhoeve sluit zich aan bij het NIOD-rapport dat Dutchbat weinig verwijten maakt – zij konden niet weten hoe groot de slachting zou zijn die Mladic & co beoogden. Frank Westerman is het daar niet mee eens. Ook historicus Eelco Runia heeft een zeer kritisch boek geschreven waarin hij het NIOD een gijzelaarssyndroom parallel aan dat van Dutchbat toeschrijft. De discussie over de beperkte meer-mogelijkheden van Dutchbat op het uur van complete crisis zal nog wel even voortduren.

Voor de besluitvorming omtrent lopende en toekomstige missies bevat Voorhoeves soulsearching nuttige aanknopingspunten. Zie een hoofdstuk dat hij de titel ‘Vragen die Knagen’ meegeeft. Aan de hand van verschillende achteraf fatale omissies in het vastklinken van de bondgenoten aan een Nederlandse missie doet Voorhoeve suggesties over hoe het beter kan. Die opsomming leidt tot de brandende vraag, voor vroegere én de huidige politieke leiding: hoe vermijdt u naïviteit in een cynische, gewelddadige wereld? Vertaald naar het heden: zijn de net verlengde Nederlandse missies in Irak, Afghanistan en Mali Srebrenica-proof?