Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

Juliana ‘passief’ over Joodse kinderen

Joodse leerlingen werden in 1951 uit de klas gehouden van de prinsessen Margriet en Irene, blijkt uit onderzoek.

Joodse leerlingen van de Nieuwe Baarnsche School die in augustus 1951 in de klas zouden komen met de prinsesjes Margriet en Irene, zijn door het schoolbestuur in een parallelklas geplaatst. Nadat de teleurgestelde ouders van de verwijderde leerlingen het Hof daarop attent maakten, schreef koningin Juliana de ouders dat „de Oranjes niet antisemitisch waren, dat niet zijn en dit ook niet zullen worden”. Daar liet ze het bij.

De historicus Bart Wallet (Vrije Universiteit) beschrijft „de passieve houding van het Hof” in een uitgebreid artikel in het laatste nummer van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW). Wallet – neef van een prominente bestuurder uit de Protestantse kerk, huiskerk van de Oranjes – onderzoekt de verhouding tussen Oranjes en Jodendom, en de ontwikkeling van het Jodendom na de oorlog.

In dat kader kreeg Wallet toestemming de notulen in te zien van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). NIK-notulen van februari 1952 legden de commotie in Joodse kring rond de overplaatsing van de Joodse kinderen vast. Secretaris Benjamin W. de Jongh noteerde in de notulen van 26 februari 1952 dat ‘de klassen, waarin de prinsesjes zouden komen, zijn gesplitst en dat de kinderen van Joodsen bloede zijn geplaatst in de parallelklasse, welke niet door de prinsesjes zal worden bezocht’.

In een toelichting zegt Wallet dat „de ontzette ouders vervolgens teleurgesteld werden door het antwoord van Juliana. Ze namen weliswaar graag van haar aan dat de Oranjes niet antisemitisch waren. Maar passief was het Hof zeker, overigens een breder verschijnsel in die jaren kort na de oorlog. De teleurstelling dat de Oranjes niet hadden ingegrepen en de herindeling van de klassen niet hadden geblokkeerd, was er echter niet minder om.”

De Rijksvoorlichtingsdienst zegt dat „de materie die in het NIW-artikel aan de orde komt te serieus is, en de constateringen te heftig om snel te reageren”. Volgende week komt er een inhoudelijke reactie, aldus de RVD-woordvoerder.

Van hun kant lieten de Joodse ouders het er destijds ook bij zitten, schrijft Wallet, omdat ze ervan overtuigd waren geraakt dat het initiatief tot de verwijdering niet uit het Hof was gekomen, maar hoogstwaarschijnlijk uit welgestelde Baarnse kringen. Die wilden hun kinderen graag bij de prinsesjes in de klas hebben. „De afvallers waren degenen die in het elitaire Baarnse sociale milieu minder geaccepteerd waren, onder wie de Baarnse Joden”, aldus Wallet.

Waarom het schoolbestuur hieraan meewerkte, blijft onduidelijk. De Nieuwe Baarnsche School die nog steeds bestaat, wilde niet op de bevindingen van Wallet reageren. „Ik hoop dat dit alsnog gaat gebeuren”, aldus de onderzoeker.

In een hoofdartikel laakt het NIW deze week de houding van de toenmalige vorstin Juliana. „Het verwijderen van Joden uit de klassen van haar dochtertjes – zes jaar na het einde van de oorlog – is meer dan zomaar een smet op het blazoen van Juliana. Dat is een ernstige omissie [...]”, aldus het NIW.