Het is altijd feest in de stad waar het peloton Tourrenners zich voorbereidt op drie weken van pijn, honger, dorst, verdriet en glorie. Hooggespannen verwachtingen bij organisatoren, sponsoren, toeschouwers en wielrenners. De stad is op alle mogelijke manieren feestelijk aangekleed. Geel viert de boventoon, altijd. Het is de komende maand de kleur van de triomf. Het is volgend weekeinde de kleur van Utrecht, de stad van Le Grand Départ.
Het is de zesde keer dat een Nederlandse stad de start van de Tour de France mag organiseren. Na Amsterdam (1954), Scheveningen (1973), Leiden (1978), ’s Hertogenbosch (1996) en Rotterdam (2010) kan Utrecht zich als wielersportminnende stad aan de wereld tonen. Los van de wedstrijd worden daarvoor tal van culturele en commerciële uitingen aangewend. Met de historie van de racefiets en de helden van weleer als stralende lokazen.
Anders dan bij voetbal wordt bij wielrennen zelden de dreiging van geweld, vandalisme of hooliganisme gevoeld. Maar je weet het nooit. Met zoveel mensen op de been dient de politie extra waakzaam te zijn. Vijf jaar geleden werd Utrecht bij de doorkomst van de tweede etappe van de Ronde van Italië overspoeld door een half miljoen toeschouwers. Vooral als gevolg van de onstuitbare media-aandacht worden nu zeker een miljoen kijkers verwacht.
Hooggespannen verwachtingen in alle geledingen. Zo ervoer ik het als debuterend Tourverslaggever rondom de start in 1978 in Leiden in de Groenoordhallen. Overspanning eigenlijk. Nadat ik als verslaggever mét fluorescerende Tour-perskaart om mijn nek over een hek was geklommen om na de finish van de proloog een wielrenner te spreken, werd ik door een lokale politieman gesommeerd terug naar mijn plek achter de tralies te gaan. Mijn motief, „Het is mijn werk om renners te spreken”, werd beantwoord met: „Dan kijk je maar vanavond naar televisie.” Waarop ik de politiemacht iets toesnauwde wat niet goed viel. Ze grepen mij hardhandig bij mijn (toenmalige) baard en zetten mij de hal uit.
Het is niet meer dan een heldenverhaaltje dat aangeeft hoe gespannen de gemoederen waren in Leiden en hoe ze overal rondom de Tour kunnen zijn. De Tourdirectie, in naam van Félix Lévitan, had in Leiden haar veto uitgesproken over de reclameborden van lokale sponsoren. Dat was tegen de regels van de Tour de France. Maar dat betekende ook een financiële strop voor de Leidse organisatie. De man die na lange onderhandelingen de Tourstart naar Leiden had gehaald, Joop Riethoven, was bovendien de avond voor de proloog getroffen door een hersenbloeding. Mogelijk als gevolg van spanningen.
Op de dag van de proloog regende het in Leiden, nota bene. Het parcours was spekglad. De Nederlander Jan Raas, die een gesponsorde bril droeg met gaatjes waardoor het glas niet besloeg, voltooide de proloog van 5,2 kilometer als snelste. De wedstrijdleiding besloot de uitslag alsnog ongeldig te verklaren.
Raas, zijn ploegleider Peter Post, de organisatoren van Leiden en iedereen die de plaatselijke organisatie een warm toedroeg was laaiend. Een dag later won Raas de eerste etappe in St. Willebrord en mocht hij zich alsnog met een grote satanische grijns in de gele trui hijsen. Dát is ook de Tour.
Zo kan het Utrecht rondom de openingstijdrit van 13,7 kilometer vergaan. De jarenlange moeizame onderhandelingen en financiële investeringen ten spijt. Wat vooral telt is de internationale aandacht die de stad trekt in al zijn schoonheid, met de Dom als uitroepteken. Zoals gangmaker van het eerste uur, Jeroen Wielaert, in De Muur (‘De moraal van Utrecht’) schrijft over het te bescheiden zelfbeeld van Utrecht. „Het is alsof de Utrechtse ziel achterblijft bij de groei van de stad”, zei hij tegen de toenmalige burgemeester Annie Brouwer.
Le Grand Départ moet een stad vooruit helpen, in toeristische en economische aantrekkingskracht. Daarom staan ze jaarlijks bij de Tourorganisatie met een uitpuilende beurs in de rij. De Tour de France is niet zomaar een sportevenement. Het is sportief en commercieel amusement. Drie weken lang vullen de media zich al sinds honderd jaar met verhalen over hoop, verdriet en glorie. Wat als zaterdag 4 juli Tom Dumoulin de openingstijdrit wint en dus in de tweede etappe in de gele trui mag rijden – de kranten reppen over weinig anders. De triomf zal voor even veel ellende doen vergeten. De voorpagina’s zullen het nieuws met schreeuwende koppen brengen. Daar was het bedenker Henri Desgrange om te doen. Daar is het Utrecht om te doen. Daarom is een Grand Départ zo belangrijk voor een stad die te lang bescheiden is geweest.