Net nu de NAVO wil laten zien dat ze snel in actie kan komen om de eigen lidstaten te verdedigen, is een pijnlijke zwakte van het bondgenootschap blootgelegd. Niet in het materieel of de manschappen, maar in de publieke opinie in een aantal Europese landen.
In het westen van Polen houdt de nieuwe ‘flitsmacht’ van de NAVO dezer dagen voor het eerst een oefening, met meer dan 2.100 manschappen uit negen lidstaten (waaronder Nederland). De operatie is onderdeel van een hele reeks oefeningen, die de Baltische landen en Polen moet laten zien dat ze echt op hun bondgenoten kunnen rekenen. En het signaal aan Rusland moet zijn: steek geen vinger uit naar deze landen, want dan vind je meteen de hele NAVO tegenover je. Een aanval op één lidstaat zullen we beschouwen als een aanval op alle lidstaten, luidt immers de afspraak die de basis van het bondgenootschap is.
Maar hoe geruststellend is dat, als je bijvoorbeeld in het kleine Letland woont, grenzend aan het grote Rusland, en je leest dat die belofte van solidariteit niet erg serieus wordt genomen in belangrijke NAVO-landen als Duitsland, Frankrijk en Italië? In die landen vindt een meerderheid van de bevolking, volgens een internationale opiniepeiling die deze week verscheen, dat hun leger andere NAVO-landen níét te hulp moet komen als die door Rusland worden aangevallen. In het befaamde artikel 5 van het NAVO-handvest kan wel staan dat actie dan geboden is, maar dat zou een gevaarlijke onderneming kunnen zijn. Dus niet doen, zegt in Italië 51, in Frankrijk 53 en in Duitsland zelfs 58 procent van de bevolking. Want wie in het Westen is bereid te sterven voor Tallinn, Riga of Vilnius?
In de Verenigde Staten vindt wél een kleine meerderheid van de ondervraagden (56 procent) dat hun strijdkrachten in actie moeten komen om andere NAVO-landen te verdedigen. Maar het maakt veel uit of je het vraagt aan een Republikein of aan een Democraat. Terwijl bijna zeven van de tien Republikeinen (69 procent) zeggen bondgenoten in Europa te hulp te willen schieten, is minder dan de helft van de Democraten (47 procent) bereid om die verplichting, die ieder NAVO-lid heeft, ook na te komen.
In Nederland heeft het onderzoeksbureau (PewGlobal) helaas niet gepeild. Maar in de meeste Europese landen rekent een ruimte meerderheid erop dat de Amerikanen als het erop aankomt wel troepen zullen sturen om een aangevallen NAVO-land te helpen. Wel zo makkelijk. Alleen in Polen, waar men in de Tweede Wereldoorlog heeft geleerd dat afspraken met bevriende landen niet altijd veel waard zijn, gelooft slechts 49 procent dat Amerikaanse troepen bij een Russische aanval daadwerkelijk in actie zullen komen.
Voor de NAVO zijn dit ontnuchterende cijfers. Als de wederzijdse veiligheidsgarantie door een flink deel van de bevolking in de grote lidstaten niet serieus wordt genomen, welke conclusies zal Moskou daar dan uit trekken? De uitkomst van de peiling is op het eerste gezicht een cadeautje voor Vladimir Poetin: een teken van zwakte en verdeeldheid van de NAVO. En een teken dat met name Duitsland – waar blijkens de peiling slechts 55 procent positief tegenover de NAVO staat – nog altijd niet echt in het Westen is verankerd.
Maar daar zou Rusland zich weleens op kunnen verkijken. Als de NAVO een van haar lidstaten in de steek laat, is dat het einde van de geloofwaardigheid van de NAVO – en daarmee van het hele bondgenootschap. Dat niet iedere burger die aan een enquête meedoet dat meteen beseft, is wel te begrijpen. Maar het is ook zorgelijk, want het gaat over bondgenoten aan wie we ons woord hebben gegeven. Twijfel over de waarde daarvan is riskant. De NAVO en de politiek staan nu voor de taak de publieke opinie ervan te doordringen dat met de veiligheid van de Baltische landen en Polen ook die van de rest van Europa op het spel staat.