Genialiteit heeft helaas vaak een schaduwzijde. Hier in Princeton, waar men slimme mensen verzamelt als zeldzame vlinders, kijkt niemand op van vreemd gedrag. Ook ik ben er inmiddels aan gewend. Laatst zat ik tijdens een lang diner naast een wiskundige die de hele avond geen enkel woord tegen me sprak, vermeed me aan te kijken en de gerechten die voor zijn neus werden neergezet niet aanraakte, laat staan opat. Tot mijn verbazing boog hij na afloop voor me en bedankte me voor de geweldige avond.
Iedereen hier kent de zowel bizarre als trieste verhalen van bekende wiskundigen. Zo was logicus Kurt Gödel paranoïde. Hij was zo bang vergiftigd te worden, dat alleen zijn vrouw Adele zijn eten mocht klaarmaken. Toen die zes maanden in het ziekenhuis werd opgenomen, stierf Gödel de hongerdood.
Gödels goede vriend Einstein maakte het ook al niet makkelijk voor het thuisfront. Om zijn huwelijk te redden met Mileva, met wie hij twee zoons had, stelde hij een convenant op. Daarin stond onder andere dat ze „geen enkele intimiteit van hem mocht verwachten”.
Na de onvermijdelijke scheiding keek hij nauwelijks nog naar het gezin om.
Bij ‘beautiful mind’ John Nash begon het gevecht tegen zijn geestesziekte toen zijn vrouw Alicia in verwachting was. Nash vertoonde steeds vreemder gedrag, wat ertoe leidde dat Alicia hem liet opnemen. Hun zoon kreeg pas na een jaar een naam, na het ontslag van Nash uit het ziekenhuis, omdat Alicia vond dat hij bij de beslissing betrokken moest zijn. Ze scheidde van hem toen hun zoon een peuter was, maar ze nam hem zeven jaar later uit een combinatie van medelijden en loyaliteit weer op in haar huis, omdat hij dakloos door Princeton zwierf.
Toen ik hier 25 jaar geleden woonde, zat Nash nog gevangen in zijn wanen. Ik zag hem vaak in het boemeltreintje dat in acht minuten van het station tegenover zijn huis naar de campus rijdt. Altijd gekleed in hetzelfde bruingeel geruite shirt. Na aankomst ging hij weer terug. Heen en weer. Jaar in jaar uit.
Het gevecht tegen de stemmen in zijn hoofd wist hij uiteindelijk te winnen. Alicia en hij hertrouwden en waren sindsdien onafscheidelijk. Het is dan ook niet alleen tragisch, maar ook ontroerend dat ze samen de dood vonden, toen hij zijn laatste medaille ophaalde, de Abelprijs, de hoogste onderscheiding in de wiskunde.
Alicia, zelf een natuurkundige, had niet alleen met een zieke man te kampen, ook hun zoon Johnny, een wiskundige, lijdt aan schizofrenie. Ik sprak haar vlak voor haar vertrek naar Oslo. Ze vertelde me dat ze, vanuit een vreemd voorgevoel, eindelijk woonruimte voor hem had geregeld in het geval hen iets overkwam. Op zijn 56ste woonde hij nog altijd bij zijn ouders, in datzelfde huis tegenover het treinstation.
Na het ongeluk sprak de hele wereld grote woorden over de bijdragen van Nash aan de economie en wiskunde. Maar de besloten dienst in de St. Paul-kerk op Nassaustraat is ontroerend klein. Ergens in een hoekje, helemaal alleen, zit Johnny. Na afloop zegent de priester de twee kisten die buiten op het kerkhof staan in de felle zon. De zoon staat er bewegingloos bij. Daarna, in de rij voor de koffie, passeert ons stapvoets een taxi. Achterin zit Johnny. Ik kijk door het raam naar hem. In zijn hand houdt hij een notitieboekje waarin hij druk aan het schrijven is, in een opvallend regelmatig handschrift. De bladzijde staat vol formules.