Wie het plan opvat om over Italië te schrijven, ziet onmiddellijk twee gapende valkuilen voor zich opdoemen. Ten eerste is het erg verleidelijk om ervan uit te gaan dat Italië bestaat. De Italiaanse Republiek is een jong land. De eenheid is broos en oppervlakkig. De regionale verschillen binnen Italië zijn vaak groter dan de verschillen tussen Italië en andere landen. Waarom zouden de grenzen van een natiestaat bepalend zijn voor een identiteit? Ga je niet per definitie generaliseren als je Italië als onderwerp kiest?
Het tweede gevaar is de valkuil van het exotisme. Waarom zou je over Italië willen schrijven als je niet wilt schrijven over al die dingen die wij, georganiseerde noorderlingen in onze voortreffelijk functionerende samenlevingen, glimlachend en hoofdschuddend beschouwen als typisch Italiaans, zoals het gesjoemel en het improviseren, mamma en de kerk, de halfnaakte vrouwen op televisie, de corruptie en de kleine slimmigheidjes waarmee de gewone Italiaan het hoofd boven water houdt in een wanhopig falend systeem?
Noordelingen houden van Italië zoals verantwoordelijke volwassenen van een ondeugend kind. Dus natuurlijk schrijf je met milde neerbuigendheid over het exotische Italiaanse onvermogen als je door noordelingen wilt worden gelezen.
Argwaan
Om deze redenen begon ik met de grootst mogelijke argwaan aan Italiaanse streken van Bas Mesters. De auteur is ruim tien jaar correspondent in Italië geweest voor deze krant en voor de NOS. In dit boek presenteert hij zijn alomvattende visie op het land waarover hij in die tijd verslag heeft mogen doen.
Alleen de titel al deed mij het ergste vrezen, want met dat dubbelzinnige woord ‘streken’ lijken niet zo zeer de verschillende regio’s te zijn bedoeld als wel die o zo exotische, typisch Italiaanse listen en lagen. En een correspondent woont natuurlijk in Rome en loopt het gevaar om het heterogene land te beschouwen vanuit het perspectief van de hoofdstad. De ondertitel, Een Romeinse wandeling door een land op drift, lijkt die centralistische blik te benadrukken.
Maar mijn argwaan maakte al snel plaats voor bewondering. Mesters weet beide valkuilen behendig te omzeilen. Het boek heeft de vorm van een wandeling van een dag door Rome, maar het Romeinse decor vormt een aanleiding voor herinneringen aan reizen en reportages in alle delen van Italië en beschouwingen over de diversiteit van het land. Vooral de verschillen tussen het noorden en het zuiden worden door Mesters subtiel en genuanceerd geanalyseerd. Ook de neerbuigende houding van het exotisme is ver te zoeken.
Hoewel Mesters in zijn inleiding schrijft dat ‘ongelooflijk’ het woord was dat het meest over zijn lippen kwam toen hij in Italië woonde, slaagt hij erin om de afwijkende praktijken die de oorzaak vormden van zijn ongeloof functioneel te verklaren. Die Italianen doen misschien wel raar in onze ogen, maar ze doen raar met een reden en hun rare manier om dingen te doen werkt net zo goed en misschien wel beter dan wat wij normaal vinden.
De centrale vraag van het boek is hoe het mogelijk is dat Silvio Berlusconi zo lang de Italiaanse politiek heeft gedomineerd. Het hoogtepunt van zijn macht viel grotendeels samen met de periode van Mesters’ correspondentschap. Het is in eerste instantie een politieke vraag en Mesters geeft een overtuigende analyse van de politieke behendigheid van Berlusconi.
In het noorden heerst het misverstand dat hij een charlatan is en dat het onbegrijpelijk is dat een beschaafd land als Italië op zo’n clown heeft gestemd. Maar niets is minder waar. Berlusconi is een buitengewoon intelligent politicus en Mesters laat dat zien. Het overtuigendst vind ik zijn analyse van de paradoxale manier waarop de multimiljardair Berlusconi zich heeft weten te presenteren als slachtoffer van het systeem en daarmee als bondgenoot van de gewone man. Daar ligt inderdaad de kern van zijn electorale succes.
Machiavellisme
Hoewel de centrale vraag een politieke is, zoekt Mesters de antwoorden niet louter binnen de muren van de politieke instituties maar ook in de eeuwenoude culturele tradities van Italië, zoals het systeem van cliëntelisme, het wantrouwen jegens de staat, het Machiavellisme, de trouw aan familie en clan als bescherming tegen de staat, het samenvallen van ethische en esthetische categorieën en de gekoesterde pluriforme waarheid waar zaken die elkaar uit lijken te sluiten naast elkaar kunnen bestaan.
Het laatste deel van het boek is gewijd aan de hoop op een nieuw Italië die voor Mesters, met terughoudend optimisme, wordt geprojecteerd op premier Matteo Renzi. Ook de analyse van diens politieke vaardigheid en machtsdenken is verhelderend en overtuigend, al krijg ik, juist door Mesters’ uiteenzetting, de neiging om mijn optimisme te temperen.
Italiaanse streken is geen exotisch sprookjesboek voor Italofielen, maar een intelligente studie naar de kracht en de zwakte van een modern land in de greep van zijn verleden.