Links is steeds op zoek naar een nieuwe Messias. Die troon is een rodeozadel, de berijder is gedoemd tot omkukelen, waarschuwt schrijver en columnist Christiaan Weijts.
In de koersen van Maurice de Hond steeg zijn partij meteen drie zetels. Hij zou ‘links weer op de kaart’ kunnen zetten. Columns en commentaren waren ongebruikelijk bewonderend. Sommigen bejubelden zelfs zijn omineuze initialen: Jesse Feras Klaver.
Nog geen week na zijn aantreden lijkt hij de gedoodverfde Linkse Messias te zijn. Dat is niet slecht, voor een marginale partij (vier Kamerzetels), en voor een speech vol knip- en plakquotes, plus een afgekeken trucje uit Borgen (‘Mij is afgeraden dit te zeggen’). Het geeft aan hoe diep de hunkering is naar een verlosser op links. Een Messias rijst op uit het verlangen er een te hebben. Ergens in dat vacuüm staat een lege troon, en er lijkt niet zo heel veel voor nodig om die te bestijgen, om de archetypische rol te vertolken.
Het lastige van die troon is alleen dat hij een rodeozadel blijkt zodra iemand erop is gehesen. Bij Job Cohen was dat het pijnlijkste te zien. Maar ook het wonder Wouter Bos viel om, en Diederik Samsom ligt in feite ook al op de grond. Zelfs Emile Roemer heeft eventjes dat verlossersaureooltje gehad. Linkse Messiassen blijken gedoemd tot omkukelen.
Waarom lukt het de rechtse en liberale beloftes toch zoveel beter om in het zadel te blijven? Geert Wilders, Mark Rutte en Alexander Pechtold blijven onveranderd populair.