Jagers en verzamelaars leven in groepen van verwanten, zo staat het in de boekjes. Toch blijkt uit recent onderzoek dat groepsleden veel vaker niet-verwant zijn dan lang werd gedacht. Antropologen van University College London (UCL) hebben uitgezocht hoe dat komt, met ouderwets veldwerk én met een computermodel. De verklaring: bij jagers en verzamelaars hebben mannen en vrouwen evenveel invloed op de keuze van de groep waarbij het paar zich aansluit. En ze wisselen nogal eens van groep (Science, 15 mei).
Nomadische jagers en verzamelaars zijn afhankelijk van naaste verwanten voor hulp bij de jacht, de inzameling van knollen, noten en vruchten en bij de kinderzorg. Ze geven er daarom de voorkeur aan dichtbij broers, zusters, ouders en grootouders te wonen. Maar die voorkeur bestaat bij beide partners en die hebben allebei evenveel te zeggen over de vestigingsplaats.
De UCL-onderzoekers deden twee jaar veldonderzoek bij jager-verzamelaars in Congo-Brazzaville en in de Filippijnen. Daar verzamelden ze in honderden interviews gegevens, zoals wie verwant was aan wie, het vestigingspatroon en verhuisgedrag tussen groepen. Hun bevindingen bevestigden eerder onderzoek: in zwerfgroepen leeft men samen met een groot aantal niet-verwanten. De onderzoekers vermoedden dat dit komt door de gelijke invloed van beide seksen bij het kiezen van de vestigingsplaats.
Vervolgens testten ze dit vermoeden met de hulp van een computermodel waarmee ze het ontstaan van groepssamenstelling simuleerden. Als maar één sekse beslist over het vestigingsgedrag – wat gebeurt in door mannen gedomineerde samenlevingen als die van herders, eenvoudige tuinbouwers en boeren – is de mate van verwantschap binnen de groep hoog. Die is veel lager als zowel de man als de vrouw hierover iets te zeggen heeft, een normaal patroon bij jagers en verzamelaars. De computersimulatie kwam wonderwel overeen met de veldwerkbevindingen.
Uit het onderzoek bleek nog iets. Bij jagers en verzamelaars verhuizen stellen met kinderen regelmatig van de groep waar de echtgenoot verwanten heeft, naar die waar veel familieleden van de vrouw wonen. En andersom. Als een vrouw op bevallen staat, is ze het liefst in de buurt van haar moeder en/of zusters, die haar kunnen helpen bij de geboorte en de zorg voor de zuigeling. Terwijl de man graag op jacht gaat met zijn mannelijke verwanten.
Onder omstandigheden van seksegelijkheid, concluderen de onderzoekers, komt de menselijke aanleg voor samenwerking het best tot zijn recht. En omdat onze verre voorouders allemaal jagers en verzamelaars zijn, is deze menselijke eigenschap waarschijnlijk zo ontstaan.