Burgerinitiatief is ín, niemand is er tegen. Alleen, hoe verhoudt al die activiteit zich tot de gemeentepolitiek? Dat hebben we de afgelopen maanden onderzocht. Want het is leuk wanneer actieve burgers een zorgcoöperatie beginnen, maar wie let nog op de belangen van de mensen die niet bij die coöperatie zijn aangesloten? En bewonderenswaardig dat bewoners zelf speeltuinen, buurthuizen of parken beheren, maar wat als een kliekje zich erover ontfermt waardoor andere bewoners zich er niet meer welkom voelen?
Onder invloed van burgerinitiatieven en andere vormen van ‘doe-democratie’ blijkt ook de representatieve politiek te veranderen. Het bestuur wijdt zich aan ‘loslaten’ en ‘op de handen zitten’, om zo de burgers meer ruimte te geven. Het levert een Montessori-achtige vorm van democratie op, met veel ruimte voor mensen die daar makkelijk mee overweg kunnen.
Het werkt ongeveer zo. De lokale politiek depolitiseert door het ‘loslaten’; de gemeenteraad bepaalt veel minder welke kant het uit moet met de gemeente. De gemeenteraad beperkt zich steeds meer tot de rol van achtervang: als het misloopt, als er echt conflicten beslecht moeten worden, beslist de raad. En tot dat moment daar is, groeit de informele macht. Actieve burgers weten de weg naar de raad en het bestuur immers gemakkelijk te vinden. In overleg – een belletje, een mailtje, even samen om de tafel – komen die drie partijen al snel tot besluiten. Plotseling is dan bepaald dat ‘de buurt’ zelf de straat gaat schoonhouden. Maar echt debat was er nog niet geweest.
Zo kon het gebeuren dat in een van de gemeenten die we onderzochten opeens de prullenbakken verdwenen waren in een wijk. Burgers konden toch net zo goed zélf het vuilbeheer adopteren? Men was het de niet-betrokken burgers alleen vergeten te vertellen – en toen die er van hoorden zeiden ze: nee bedankt. De prullenbakken bleven niettemin weg; de gemeente besloot het experiment uit te breiden en de bewoners vragen zich af of de gemeente de toenemende hoeveelheid zwerfafval wél gaat ophalen. En hoeveel dat dan gaat kosten.
De burgers die wel betrokken zijn, zijn vooral hoger opgeleiden. Veel burgerinitiatieven doen hun best om zo open mogelijk te zijn en verschillende typen bewoners aan te trekken. Maar het is ingewikkeld en ze slagen er maar in beperkte mate in. Niet-actieve burgers – vaker, maar niet altijd lager opgeleid – verliezen daardoor aan politieke invloed. Hun stem wordt verder gemarginaliseerd. Een deel van deze niet-actieve burgers is in de toekomst mogelijk alsnog te porren voor burgerinitiatieven. Maar anderen willen graag dat de gemeenteraad beslissingen neemt en publieke taken uitvoert, vanuit de overtuiging dat raadsleden meer deskundig zijn en daarom beter geëquipeerd om te besluiten dan willekeurige medeburgers. Ook hebben zij meer vertrouwen in professionals als het bijvoorbeeld om beheer van voorzieningen gaat. Deze niet actieve burgers betalen met overtuiging belasting maar daar verwachten zij ook iets voor terug. Ze vinden het de taak van gemeenten om niet alleen de vuilnis op te halen en de openbare orde te handhaven, maar ook om bibliotheken en zorgvoorzieningen op peil te houden. Zij willen dat helemaal niet zelf gaan doen. Hun eigen leven is al ingewikkeld genoeg.
Zij krijgen echter te horen dat de ontwikkeling richting ‘doe-democratie’ onafwendbaar is, dat er sprake is van een onvermijdelijke en eigenlijk zelfs verrukkelijke ‘kanteling’. En om dat kantelen momentum te laten houden, organiseren gemeentebestuurders ‘hiaten waar burgers in kunnen stappen’. Men schrapt bijvoorbeeld zorgvoorzieningen en lokt op die manier burgerinitiatieven uit. In zo’n proces is er altijd een voorhoede die het licht al gezien heeft en een achterhoede die het zo snel niet kan bijbenen, stellen de pleitbezorgers. Het beeld van voorhoede en achterhoede diskwalificeert echter de mening van niet-actieve burgers in plaats van deze serieus te nemen. Intussen hebben niet-actieven wel last van het nieuwe beleid.
Mogelijk is de ontwikkeling naar een meer participatieve democratie een goed idee. Er is niet per se iets tegen een Montessori-democratie, met veel ruimte om dingen zelf te doen. Maar het gaat hier om een politieke keuze, niet om een onafwendbaar proces.
Het lijkt ons goed, eerlijk en democratisch om deze ontwikkeling ook als keuze te presenteren en te verdedigen, zeker tegenover burgers die er niet op zitten te wachten. Om verzwakking van hun stem tegen te gaan, bepleiten we dat met de versterking van de participatieve democratie ook de representatieve democratie versterkt wordt. Naarmate burgerinitiatieven meer ruimte krijgen, is het zaak om andere burgers meer kansen te bieden zich via stemming uit te spreken, bijvoorbeeld middels lokale referenda, burgerfora of burgerjury’s.