Eigenlijk wilde Bram van Ojik deze ochtend in de zon gaan zitten, op het bankje voor zijn huis. Hij besloot het toch maar niet te doen. „Dan krijg ik meteen opmerkingen uit de buurt”, zegt hij lachend. „Zo van: heb je niets meer te doen?”
De dag na zijn vertrek uit de politiek zit Bram van Ojik (60) aan de keukentafel van zijn eengezinswoning in een rustige Haagse buurt. Op de schoorsteenmantel staan foto’s van zijn kinderen en kleinkinderen, van wie de jongste twee weken geleden geboren is. Aan de muur: kaarten en kunst uit Afrika – herinneringen aan zijn tijd als ambassadeur in Benin.
Zijn vertrek kwam toch nog als een verrassing. Het ging net zo lekker. In zijn tweeënhalf jaar als leider herstelde Van Ojik het vertrouwen in GroenLinks, na de ongenadige nederlaag van 2012. Zijn vriendelijke, niet-hijgerige stijl van politiek bedrijven leverde hem veel lof op – binnen en buiten zijn partij. En de laatste tijd wekte hij de indruk wel zin te hebben in het lijsttrekkerschap.
Natuurlijk, niet alles ging goed. In Den Haag had de viermansfractie van GroenLinks de afgelopen jaren weinig invloed – op hun steun aan het leenstelsel voor studenten na. En er was de affaire-Voortman, het GroenLinks-Kamerlid dat onterecht beschuldigd werd van het lekken van vertrouwelijke parlementaire informatie. Maar electoraal wist GroenLinks zich bij de laatste drie verkiezingen te herstellen van de klap van 2012. Het zelfvertrouwen in de partij is terug. En toch maakt de architect van dat zelfvertrouwen nu plaats voor Jesse Klaver (29), de jonge hond van GroenLinks. Van Ojik verlaat ook de Tweede Kamer.
Het was écht zijn eigen keuze, bezweert van Ojik. Het verhaal is vrij eenvoudig: GroenLinks is er weer bovenop, nu moet de partij stemmen gaan halen bij de volgende verkiezingen, en de ambitieuze, mediagenieke Klaver is daar beter in dan hijzelf. „Je hebt als leider eigenlijk maar twee smaken. Het gaat goed, dus ik blijf. Of: het gaat slecht, dan moeten ze me maar wegsturen. Ik wil daar een extra smaak aan toevoegen: het gaat goed, dus kan ik nu wel weg”.
Aan zijn besluit ging lang wikken en wegen vooraf. Afgelopen zomer dacht hij er voor het eerst over na: wilde hij nog jaren GroenLinks-leider blijven? Het antwoord: niet vanzelfsprekend. Hij werd 60 en wilde graag tijd voor andere dingen: vrienden, zijn oude moeder, kinderen en kleinkinderen. „Als politicus pleit ik vaak voor een ontspannen samenleving. Dan moet je als mens ook het goede voorbeeld geven.”
Wat ook een rol speelde was persoonlijk verdriet. Afgelopen najaar overleden binnen twee weken zijn twee beste vrienden. Een van hen was Maarten Evenblij, wetenschapsjournalist bij de Volkskrant. In de weken en maanden voor diens overlijden was Van Ojik voortdurend bij hem thuis in Amsterdam: boodschappen doen, eten koken. Het Haagse werk moest even wijken. „Dat maakte mij extra duidelijk dat ik tijd wilde besteden aan mensen die mij dierbaar zijn.”
Terug naar oktober 2012. Na het vertrek van Jolande Sap was Van Ojik plots de nieuwe leider van GroenLinks. Hij trof een partij in gruzelementen. De fractie moest de helft van het personeel ontslaan; leden zeiden bij bosjes hun lidmaatschap op.
Hoe ernstig het met GroenLinks gesteld was, merkte Van Ojik tijdens de therapeutische praatsessies met boze partijleden die hij meteen na zijn aantreden organiseerde. „Iedere zaterdag op het partijbureau in Utrecht, in groepjes van tien. Die leden waren echt heel zuur. Ze kwamen niet om te zeggen: wat goed dat jij het overgenomen hebt. Man, er kwam geen einde aan.”
En dat allemaal terwijl Van Ojik politiek behoorlijk onervaren was. Eén keer eerder was hij Kamerlid geweest, ruim een jaar: van 1993 tot 1994. Na een lange carrière bij het ministerie van Buitenlandse Zaken was hij overgehaald om terug te keren in de politiek, als nummer twee van GroenLinks. En nu was hij plots de nummer één. „Ik werd meteen geacht als fractievoorzitter te functioneren. Er is niemand die zegt: we gaan eerst een leuk inwerkprogramma voor je organiseren. Stond ik tijdens belangrijke debatten ineens bij de interruptiemicrofoon met mensen die ik alleen maar van de televisie kende: Pechtold, Roemer, Samsom. Dacht ik: hé, jou ken ik ergens van. Dat was eventjes wennen.”
In het begin was er veel kritiek. Zijn eerste media-optredens verliepen rampzalig – vond hij zelf ook. Zijn eerste optreden bij Pauw en Witteman? „Vrij slecht”. Een kerstinterview in Trouw? „Werkelijk niet om door te komen”. Maar ergens was er een keerpunt. „Op een gegeven moment gingen debatten in de Tweede Kamer gewoon beter. Bij het debat met Weekers [oud-staatssecretaris, red.] over de Bulgarenfraude haalden mijn interrupties ineens Nieuwsuur. Toen begon ik het zelf al iets logischer te vinden dat ik daar stond tussen Pechtold en Roemer.”
U heeft nooit gewanhoopt?
„Nee. Ik heb altijd gedacht: die kritiek en twijfel is te vroeg. De kritiek snapte ik ook wel. Ik voelde me niet onheus bejegend.”
Van Ojik wist een kracht te maken van wat in Den Haag doorgaans als zwakte wordt gezien: een bedachtzame, hoffelijke houding. Te midden van gehaaide politici als Alexander Pechtold van D66 en Halbe Zijlstra van de VVD was hij de man die zichzelf bleef en anderen geen kunstjes flikte. Een bewuste keuze was dat niet, zegt Van Ojik. „Ik heb één keer een ochtend mediatraining gehad, toen kwam Rutger Castricum van PowNews binnenvallen met een draaiende camera. Dat was voor mij meteen voldoende”. Het was eerder zo dat er „een grens was aan wat ik bereid was te leren als politicus. Dat heeft misschien met leeftijd en levenservaring te maken.”
Waar lag die grens?
„Bij het effectbejag. Ik kwam uit de diplomatie. De core business van een diplomaat is verschillen kleiner maken. In de politiek is het omgekeerde de norm: hoe kan ik de verschillen zo uitvergroten dat iedereen snapt dat ik écht anders ben dan Diederik Samsom? Ik heb gedacht: dat ga ik niet overdreven doen. Als ik vind dat het ook weer niet zo stom is wat Samsom zegt, dan ga ik niet zeggen dat ik het wél stom vind.
„Ook vanuit de fractie was er druk om mijn boodschap helder te brengen. Het is natuurlijk heel frustrerend als je twaalf uur aan een debat hebt meegedaan en niemand refereert aan je inbreng. Mensen hebben regelmatig tegen me gezegd: je moet vaker boos worden. Maar om nou te gaan acteren dat ik woedend ben, zeggen dat iets ‘schandalig’ is terwijl ik het alleen maar onverstandig vind? Nee, bedankt.”
Als voorbeeld noemt hij het debat met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA) over de NSA, begin vorig jaar. „Er werd er voortdurend gesproken in termen van ‘afschieten’ en ‘aangeschoten wild’. De sfeer in de Tweede Kamer was: we moeten hem pakken. Ik vind het raar om over iemand te praten als ‘aangeschoten wild’. Dat betekent dat je een geweer hebt en iemand in het vizier. Als je de beeldspraak tot je door laat dringen, is dat heel onaangenaam.”
Authenticiteit doet het goed in de politiek: mensen willen graag stemmen op iemand die ‘zichzelf’ is. Is het niet zonde dat u dit niet electoraal te gelde maakt?
„Dat is ook maar een scenario. Misschien krijg ik een bonus omdat ik zo authentiek ben, misschien vindt iedereen me authentiek maar stemmen ze toch op iemand anders. Het blijft een dilemma. Politici die goed meekomen in het jachtige gedoe in Den Haag, scoren goed. De hele politiek is toch gericht op effectbejag. Pechtold is dat ook, maar menigeen is jaloers op wat hij ermee bereikt. Ik heb daar geen moreel oordeel over. Ik vind Pechtold geen slechter mens om hoe hij politiek bedrijft”.
Toen Bram van Ojik in 2012 na achttien jaar weer Kamerlid werd, trof hij een compleet andere wereld. Jachtiger, drukker, véél en véél meer gericht op media. „In 1993 vonden we al dat er mediagekte bestond, maar de intensiteit van de nieuwscyclus nu is onvergelijkbaar. Je moet als partij voortdurend erin meegaan omdat je anders te laat bent. Er zijn meer cameraploegen, meer fotografen, meer schrijvende journalisten.”
Toch weigert Van Ojik mee te doen aan het gebruikelijke gesomber over de machteloosheid van de politiek. Sterker nog, hij vindt dat er in Den Haag „veel te veel weg-met-ons-denken” heerst. „We hebben een vitale democratie. In Nederland interesseren ontzettend veel mensen zich voor politiek. Voor die alarmistische sfeer is er geen enkele reden.”
Hij loopt het lijstje af met symptomen van het Democratisch Vermoeidheidssyndroom. Kloof met de burger? „Ik ken geen politicus die nooit op werkbezoek gaat, niet in de Schilderswijk is geweest of bij een zorginstelling. Ik heb ontzettend vaak leuke gesprekken op straat over politiek. Natuurlijk zijn er burgers die niets met de politiek te maken willen hebben, maar dat is niet iets van de afgelopen tijd.” Opkomst van populistische partijen? „Ook de PVV hoort erbij, ze geven een stem aan bepaalde gevoelens. Er zijn mensen die een hekel hebben aan de islam. Die bestrijd ik liever in de politieke arena dan dat ze hun mening alleen kwijt kunnen in de kroeg”. Versplintering van het politieke landschap? „Ik moet nog maar zien of dat doorzet. Bij de vorige Kamerverkiezingen haalde de PvdA gewoon 38 zetels en de VVD 41.”
Ja, zegt van Ojik, de politiek is instabieler geworden en je hebt als coalitie niet meer automatisch een meerderheid. Dat heeft de stijl van politiek bedrijven veranderd – en voor een kleine partij als GroenLinks biedt dat juist voordelen. „Dit kan een gouden tijd zijn voor ons. Er is geen dichte muur meer tussen coalitie en oppositie. In 1993 had het kabinet een solide meerderheid in beide Kamers. De oppositie werd getolereerd, maar deed er volstrekt niet toe. Als je een minister tegenkwam op de roltrap van de Tweede Kamer, zag je hem denken: is dat een Kamerlid? Nu lopen de bewindslieden continu door de gangen van het Kamergebouw.”
Sommige dingen zijn in die twintig jaar ook hetzelfde gebleven, zegt Van Ojik. Zoals de houding van de premier: afstandelijk. In Van Ojiks woorden: „Ik sta boven dit aardse gewoel”. Ook Mark Rutte is daar „niet ongevoelig voor”, al is hij „een redelijk toegankelijke, aardige kerel”.
En nu we het toch over bewindslieden hebben: wie vindt hij eigenlijk goed of slecht? Van Ojik begint een lofrede op Jet Bussemaker (Onderwijs, PvdA), met wie GroenLinks een akkoord sloot over het leenstelsel voor studenten. „Een aantal partijen bleef de studenten maar aanpraten dat ze straks niet meer konden studeren, vanwege GroenLinks. Ik heb Bussemaker daar een aantal keer ferm en goed tegen zien argumenteren in de Tweede Kamer”. Hardop nadenkend: „Verbazend eigenlijk, dat ik bij Bussemaker uitkom. Ik weet niet of Jesse het hiermee eens is. Hebben we toch nog een punt van verschil.”
Wie vindt u níet goed?
„Met Plasterk hebben we een aantal moeizame debatten gehad. En we zaten met hem aan tafel om te praten over de superprovincie. Daar was ik allemaal niet van onder de indruk. En dat verbaasde me, eerlijk gezegd. Ik las altijd z’n columns in de Volkskrant, ik vond hem wel een goede kerel. Als wetenschapper was hij bijna Nobelprijswaardig, begrijp ik. Maar als politicus vind ik hem niet sterk. Het lijkt alsof hij een beetje verdwaald is in de politiek.”
„Inhoudelijk zijn er ministers die het nog slechter doen. Neem Schultz van Haegen [Infrastructuur en Milieu, red.]. Die doet de meest idiote dingen: we mogen allemaal 130 rijden, alle bordjes langs de snelweg moeten worden aangepast. Moeilijke dossiers, zoals de NS en de Fyra, laat ze aan haar staatssecretaris over. Maar terwijl Plasterk voortdurend in de vuurlinie ligt, krijgt zij geen enkele tegenwind.”
Links in Nederland staat er niet goed voor – dat ziet Van Ojik ook. De PvdA dreigt te bezwijken onder de coalitie met de VVD, terwijl SP en GroenLinks daar marginaal van profiteren. Vrolijk wordt hij daar niet van, al praat hij liever niet in termen van ‘profiteren’. „Ik wil geen richtingenstrijd uitvechten binnen links. Voor de SP is het een belangrijke drijfveer groter te worden dan de PvdA. Mijn drijfveer is dat links groter wordt dan rechts.”
Hij werd ooit lid van de progressief-christelijke PPR uit enthousiasme voor Keerpunt ’72, het gemeenschappelijke verkiezingsprogramma van links dat de basis vormde voor het kabinet-Den Uyl. Later speelde hij als voorzitter van de PPR een hoofdrol bij het ontstaan van GroenLinks. Toch is Van Ojik opmerkelijk terughoudend als het gaat over linkse samenwerking. Stembusakkoord? Misschien. Fusie? Wil hij niets van weten. PvdA, SP en GroenLinks moeten vooral „meer samen doen” in de Tweede Kamer. „Dat hebben we de afgelopen tijd al gedaan: in ons verzet tegen schaliegasboringen, voor meer geld voor diplomatie en kinderopvang.”
Volgens Van Ojik zijn de drie het eens over het ‘grote verhaal’: wat er moet gebeuren tegen werkloosheid, inkomensongelijkheid, klimaatverandering. Maar hoe je dat verhaal aantrekkelijk kan maken – daar heeft hij niet echt een antwoord op. Hij spreekt over „een vertaling van het grote verhaal naar concrete initiatieven”, zoals het filmpje van de Albert Heijn-medewerker die op de aandeelhoudersvergadering protesteert tegen het lage jeugdminimumloon. „Dat is weet ik hoe vaak bekeken. Het ís mogelijk mensen te werven voor een links programma. Alleen: de drie partijen slagen daar niet zo goed in.”
Ook zijn ideeën over de uitvoering van links beleid zijn niet echt overtuigend. Hij gelooft dat de internationale ruimte daarvoor nog steeds „heel groot” is – ondanks de globalisering, EU en IMF. „Het gaat om bewuste politieke keuzes, wij zitten daar aan tafel. Er is een heel ideologisch bouwwerk: het begrotingstekort moet omlaag, de overheid creëert geen werk, nivelleren kost banen. Dat bouwwerk kunnen we veranderen”. Maar hóe, blijft vaag. „Je kunt het niet alleen”, zegt hij. En: „Als we samen zeggen: we willen niet dat de helft van de jeugd in Spanje en Griekenland werkloos is, dan kán dat.”
Gaat GroenLinks ooit meer worden dan een partij voor linkse fijnproevers?
„ Ja, dat denk ik zeker. Bij heel veel onderwerpen – klimaat, vrijheid versus veiligheid – hebben we een benadering die aanspreekt. Veel mensen hebben sympathie voor ons zonder dat ze op ons stemmen. De potentie is groot.”
Groot, maar nog nooit verzilverd. Waarom zou dat in de toekomst anders gaan?
„Dat hangt af van politiek leiderschap. We kunnen nog veel leren. Als het over windmolens of zonnepanelen gaat, heeft GroenLinks nog te veel de neiging te praten over percentages en te weinig over: wat betekent het als je zonnepanelen op je dak hebt? Mensen verlangen naar een meer waardegedreven politiek.”
Hoeveel zetels kan GroenLinks halen?
„Ik geloof echt dat GroenLinks in de toekomst 15 tot 20 zetels zou kunnen halen. Waarom niet?”