Was het maar gebleven bij dat auto-ongeluk. Dat was al naar genoeg. Op een zonnige dag in februari 2003 reed Thierry Ober (1965) door zijn woonplaats Andijk. De geboren Fransman minderde vaart in zijn zwarte Alfa Romeo 33 en gaf richting aan om linksaf te slaan. Maar de zonnestralen waren fel en de richtingaanwijzers van zijn sportieve Alfa zwart getint. Dus de achterligger zag de lichten niet knipperen. Terwijl Ober begon aan zijn bocht naar links, gaf de achterligger gas om in te halen.
De auto’s botsten. Hard. Glas dat een seconde daarvoor nog netjes in de sponning hing, zat nu in Obers keel. Als hij slikte, voelde hij de scherpe randjes steken. Hij wurmde zich uit de auto. Staan ging niet. Overal had hij pijn. Omstanders zetten hem op de grond, zijn rug tegen het linkervoorwiel. De drie inzittenden van de achterliggende auto mankeerden niets. Ook het lijf van Thierry Ober was intact, zo bleek in het Westfries Gasthuis. Schrammen, wat blauwe plekken. Het glas in zijn keel kon eruit via de stoelgang.
Daarna begon de ellende pas echt. Ellende die elf jaar zou aanhouden. Totdat zijn verhaal in februari 2014 belandde op het bureau van de Nationale Ombudsman – waarover straks meer.
Zelfgemaakt amulet
De Alfa Romeo was total loss, de politie had de wagen laten wegslepen. Maar de autopapieren zaten er nog in. En Thierry Ober kon de paar honderd euro takelkosten niet betalen. Hij had een baan als heftruckchauffeur, maar was net vier maanden werkloos geweest. En wie niet betaalt, krijgt van het takelbedrijf de autopapieren niet terug. Zo bleef de auto staan bij het takelbedrijf, de firma Hoogwout uit Zwaag. Uiteindelijk belandde de auto bij de sloop. Ober heeft zijn Alfa ZN-52-KP daar nog zien staan, gestapeld bovenop een andere Italiaanse wagen. Hij heeft de deur toen opengemaakt om een zelfgemaakt amulet vanonder de binnenspiegel weg te grissen: die had hij nog gemaakt voor zijn vrouw die eind 2001 was overleden aan kanker. De autopapieren lagen er niet meer. Het sloopbedrijf, De Ooyevaar uit Blokker, verwees hem terug naar Hoogwout. Tevergeefs: het takelbedrijf was in handen van een andere eigenaar.
Kort daarna werd de Alfa gesloopt. Een vrijwaringsbewijs kreeg Ober niet. De Ooyevaar ontkende de auto op het terrein te hebben gehad. Ober: „Ineens wisten ze nergens meer van. Geen auto, geen Alfa Romeo, en zeker geen ZN-52-KP.”
Zo bleef de Alfa Romeo op Obers naam staan. En dan geldt in Nederland de logica van het kentekenregistratiesysteem. Die auto moet verzekerd zijn en APK-gekeurd. Ja, ook de in de prak gereden, weggesleepte, gesloopte en verdwenen Alfa Romeo.
Schuldhulpverlening en gijzeling
De rekeningen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gingen naar Thierry Ober. Preciezer: naar zijn bewindvoerder. Want kort na het ongeluk was Ober in de schuldhulpverlening beland. Zijn vrouw was overleden, haar inkomen weggevallen. Hij raakte werkloos, en Obers nieuwe vriendin had net een scheiding achter de rug. De bewindvoerder handelde hun post af en betaalde de rekeningen aan hun schuldeisers. Naïef of niet, Ober ging ervan uit dat hij ook het probleem met die Alfa Romeo zou oplossen.
Maar ook nadat de schuldsanering stopte, in 2007, bleven de rekeningen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer komen. De rekeningen werden boetes, de boetes werden hoger. Eerst 390 euro, een paar maanden later 1.170 euro. Thierry Ober ging in beroep, maar zonder succes: hij moest eerst bewijzen dat de auto niet van hem was. Alleen lukte dat niet zonder papieren. Twee keer dreigde justitie hem te gijzelen wegens wanbetaling. Die gijzeling ontliep hij op het nippertje omdat zijn dochter en schoonzoon het openstaande bedrag voldeden.
De boetes bleven komen. De deurwaarder legde beslag op een fors deel van zijn salaris en hij werd een bekende van de politie. Agenten stonden geregeld aan de deur namens het Centraal Justitieel Incassobureau. Vijf keer stonden ze er, zeven keer – hij weet het niet meer. Als hij de hond uitliet en een politieauto voorbij zag rijden, dan belde hij zijn vriendin: „Komen ze weer voor mij?”
Soms was hij thuis als ze aanbelden. Dan vluchtte hij via de achterdeur de steeg in en verstopte zich achter de bosjes bij de vijver. Of hij deed de deur open. Dan werd hij woedend en ging de agenten bijna te lijf. Zijn vriendin moest hem dan tegenhouden, gaf hem een klap in het gezicht. Fils de pute, schreeuwde hij naar de agenten. Of ze hem verstonden – geen idee, maar hij meende het, uit de grond van zijn hart.
Zo is het jaren doorgegaan. Thierry Ober schat dat hij twintigduizend euro aan rekeningen en boetes is kwijtgeraakt.
Hoe Thierry Ober zo diep in de penarie belandde, is voer voor discussie. Wie er ook schuld heeft aan een auto-ongeluk, de verzekering dekt de takelkosten. Was hij niet verzekerd? Ober zegt van wel. Maar, zegt hij, de verzekering keerde geen geld uit omdat het ongeluk volgens de officiële lezing zijn schuld was. In dat geval was hij slecht verzekerd en kende hij zijn rechten niet. De naam van het verzekeringsbedrijf herinnert hij zich niet meer.
De takelkosten, aanvankelijk amper een paar honderd euro, kon hij die zelf niet voorschieten? Nee, hij was net werkloos geweest. En zijn familie had het geld ook niet. Zijn schoonzoon kreeg pas later een baan die goed verdiende. Intussen werd het vereiste bedrag alleen maar hoger: 10 euro stallingkosten per dag, maandenlang. De firma Hoogwout van nu is een ander bedrijf dan dat van destijds, de Alfa Romeo staat niet in het systeem. Datzelfde zegt Lowie Hoedt, bedrijfsleider van De Ooyevaar uit Blokker. Maar Ober „weet zeker” dat zijn Alfa op hun terrein stond. Hij zweert het op het graf van zijn overleden vrouw.
Ober geeft toe dat hij misschien zelf ook fouten heeft gemaakt. Dat hij een advocaat had kunnen inschakelen, maar dat hij die niet kon betalen. En dat hij iemand is die op een gegeven moment denkt: zoek het allemaal maar uit.
Handgeschreven brief
Pas in 2014 benaderde hij de Nationale Ombudsman. „Niemand had mij gezegd dat zoiets bestond.” Hij dacht: de Rijksdienst voor het Wegverkeer en het Centraal Justitieel Incassobureau, dat zíjn al de hoogste autoriteiten. Dat ís al de staat.
Maar hij móést wat doen, na de boetes en politiebezoeken. Hij stelde met hulp van internet een lijst samen. Eerste Kamer, Tweede Kamer, Nationale Ombudsman. En zo nog tien instanties. Hij stuurde ze allemaal dezelfde, handgeschreven brief. „Geachte heer/mevrouw, bij deze vraag ik om u hulp.” En: „Als er iets is wat ik verkeerd heb gedaan, dan zal ik daar voor boeten. Maar niet voor de ZN-52-KP.”
Bij het parlement ving hij bot: de Eerste Kamer verwees naar de Tweede, en die verwees weer naar de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De Nationale Ombudsman nam de zaak wel in behandeling. Gevolg: de Alfa Romeo 33 werd een agendapunt bij het zogenoemde voertuigketenoverleg, waarin betrokken instanties zoals de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de Belastingdienst over schrijnende situaties oordelen. Obers openstaande boetes werden kwijtgescholden, de inning werd gestaakt, de auto werd van zijn naam gehaald.
Sindsdien gaat het beter met Thierry Ober. Hij overweegt, zo grapt hij aan zijn eettafel, om ZN-52-KP op zijn arm te laten tatoeëren.