ABN Amro hoeft niet te worden vervolgd voor de verkoop van derivaten aan woningcorporatie Vestia. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag vandaag bepaald in een zaak die werd aangespannen door de woningcorporatie zelf en het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), dat opdraaide voor de redding van Vestia.
De twee partijen deden in 2013 aangifte tegen ABN Amro, die zij als rechtsopvolger zien van Fortis. Fortis zou volgens hen schuldig zijn aan ambtelijke omkoping rond een aantal derivatendeals met Vestia.
Als ABN Amro wel zou zijn vervolgd en schuldig zou zijn gevonden, hadden Vestia en CFV de hoop was dat ze de door hen geleden schade op de bank hadden kunnen verhalen.
Het OM bepaalde afgelopen november echter dat ABN Amro niet zou worden vervolgd. Vestia en het CFV stapten daarna naar het gerechtshof, omdat die het OM kan dwingen toch tot vervolging over te gaan. De rechtbank besliste vandaag dat CFV niet ontvankelijk is in de zaak:
“Deze organisatie is niet rechtstreeks geraakt door de verweten gedragingen, voor zover die al bewezen zouden kunnen worden verklaard, en omdat het steungeld afkomstig was van andere corporaties die zich niet als klagers hadden aangemeld.”
De rechter acht het verder niet bewezen dat er een verband is tussen de reddingsoperatie van Vestia en de financiële gevolgen voor Vestia door de derivatentransacties van Fortis via een tussenpersoon.
Vestia werd daarnaast ontvankelijk verklaard omdat “ABN AMRO niet kan worden aangemerkt als rechtsopvolger van Fortis in strafrechtelijke zin”.
Derivaten
Vestia, de grootste woningcorporatie van Nederland, ging in 2012 bijna failliet door speculatie met 22 miljard euro aan rentederivaten. Die waren bedoeld om te beschermen tegen een te hoge rente, maar omdat de rente daalde moest Vestia 2 miljard euro bijstorten.
Banken en de andere coöperaties moesten er uiteindelijk aan te pas komen om de coöperatie overeind te houden. Naast die miljardenschade leidde dat tot 250 ontslagen bij Vestia, het schrappen voor circa 1 miljard aan bouw- en renovatieplannen en de verkoop van 30.000 woningen.
De rechtbank in Den Haag achtte eerder dit jaar de voormalige directeur van Vestia Erik Staal wél ontvankelijk in zijn persoonlijke zaak tegen naast ABN Amro ook Deutsche Bank en Société Générale. Staal tekende alle circa 400 derivatencontracten, maar stelt dat de banken verantwoordelijk zijn voor het verkopen van de complexe financiële producten aan Vestia.
Strafrechtelijk worden in de Vestia-affaire alleen oud-kasbeheerder Marcel de V. en tussenpersoon Arjan G. vervolgd. Zij worden verdacht van fraude met de derivaten. Vestia heeft ook een civiele zaak tegen De V. lopen.
Staal is geen verdachte voor het OM. Wel heeft Vestia de oud-topman persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor 1,9 miljard euro schade.
Verrast
De woningcorporatie laat via een woordvoerder weten erg “verrast” te zijn over de uitspraak dat ABN geen rechtsopvolger is van Fortis. Er is geen hoger beroep tegen de uitspraak van het hof mogelijk.
“Dat is bijzonder spijtig, gezien alles wat boven water is gekomen bij de parlementaire enquête.”
In de zomer van vorig jaar hield de Tweede Kamer een enquête over de de woningbouwcorporaties in het algemeen, en over Vestia-zaak. Een van de conclusies daarbij luidde dat de betrokken banken producten hebben verkocht die niet passend waren voor een corporatie. De banken zouden bovendien bepalingen hebben opgenomen die toezicht door het ministerie van Financiën onmogelijk hebben gemaakt. “Buitengewone brutaal”, aldus het ministerie.
Lees in NRC Handelsblad over de zaak van Staal: Zijn de Vestia-banken te pakken? (€).