Het laatste hoofdstuk in de bestrijding van moslimradicalisme is voorlopig de samenstelling van zwarte lijsten. Daarop wil de overheid ‘haatpredikers’ opnemen waarvan men vindt dat zij een gevaar vormen voor de veiligheid van ons land. Allerlei betrokkenen zullen over elkaar heen buitelen om het beste lijstje te produceren. Tientallen, zo niet honderden ambtenaren en een veelvoud aan professionals werken in dit land voortdurend aan het uitroeien van het ‘moslimextremistische kwaad’. Zeer de vraag of ze met die zwarte lijstjes dat doel naderen. Sterker, het zou mij verbazen als die lijstjes niet voor verergering van het probleem zorgen.
Welke predikers moeten eigenlijk niet op zo’n lijst? De grote naam die meent dat moslims moeten integreren, daarmee applaus oogst en tegelijkertijd predikt dat vrouwen geschapen zijn om de man te dienen? Het antwoord is alles behalve eenvoudig. Nederland hoeft maar een paar keer per jaar een visum van een prediker te weigeren en het zal te boek staan als land waar moslims rechteloos zijn.
Het huis van de islam kampt met een intern conflict. Onderdeel daarvan is de hevige strijd om de zogenaamde volksislam, die van de overgrote meerderheid van de moslims. Een met het dagelijks leven verweven islam die uiting vindt in allerlei verbanden en instituten en voortdurend wordt beïnvloed daar allerlei stromingen. Na de Iraanse revolutie in 1979 richtten deze verbanden al hun energie op het tegengaan van de shi’itisering van de volksislam. Zo kon het gebeuren dat er in plaats van shi’itisering een salafisering optrad. Na de aanslagen op het WTC in 2001 begon men de strategie te herzien. Maar de salafisten lieten zich niet gemakkelijk uit het veld slaan.
Gesteund door veel geld uit de golfregio, intensiveerden de salafisten hun activiteiten. Organisaties die de jaren daarvoor waren opgebouwd, bewezen nu hun dienst in het mobiliseren van gelijkgezinden. Ook in ons land waar al begin jaren tachtig het wahabitische salafisme stevige voet aan de grond kreeg. Van serieuze instituties die de volksislam in Nederland onderhouden is echter geen sprake. In plaats daarvan verschijnt er telkens een of andere moslim die in de media een pittig verhaal afsteekt. Na de aanslagen op het cartoontijdschrift Charlie Hebdo ontstonden er initiatieven die aan de samenleving duidelijk wilden maken dat zij anders zijn en terrorisme uit naam van hun religie verafschuwen. Maar de strijd met het salafisme om de volksislam durfde nog niemand aan te binden. Daar waar salafisten hun evenementen in bruilofthallen organiseren, zoeken de in verlegenheid gebrachte moslims, met steun van de overheid, elitaire zaaltjes op waar de aanhangers van de volksislam nooit van gehoord hebben. Daar waar salafisten bewust en zelfverzekerd hun eigen agenda punt voor punt afwerken, daar opereren de in verlegenheid gebrachte moslims veelal in het domein van instituties waar zij geen grip op hebben. Hun boodschap is doordrenkt van geaarzel. Dat kan ook niet anders: zij zijn degenen die het meest te verliezen hebben in de strijd met salafisten, inclusief hun persoonlijke veiligheid. Zij lijden het meest onder het slechte beeld van de islam.
Salafisten hebben daarentegen nauwelijks iets te verliezen. Alleen al in conflict raken met de samenleving is voor hen winst. Zij hebben dan het ‘zoveelste bewijs’ dat niet zij, maar de islam en de moslims het doelwit zijn. Zij framen de in verlegenheid gebrachte moslims als collaborateurs met ‘vijanden van de islam’ en als afvalligen.
Recent rapporteerde de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst nog dat salafisme de kweekvijver is van het jihadistisch kwaad. „De verschillen tussen dawa-salafisme en jihadisme zijn minder duidelijk en meer diffuus geworden”, schreef de dienst in Transformatie van het jihadisme in Nederland (juni 2014). „Het salafisme heeft meer ruimte ingenomen in het islamitisch landschap van Nederland, zowel fysiek als online.”
Met jihadisten zijn wij officieel in staat van oorlog. Durft de overheid het AIVD-rapport te volgen? Durven politici en bestuurders bevriende landen als Saudi Arabië of de Golfstaten te trotseren waarvan de staatsideologie zwaar leunt op het salafisme? Of houden we het bij zwarte lijsten en beleidsnotities met spierballentaal?