Nergens zijn zoveel zoogdieren uitgestorven als op de Caraïben. De unieke Caraïbische fauna ging grotendeels verloren toen Europeanen in de zestiende eeuw de eilanden koloniseerden. Zij brachten katten en ratten mee en legden plantages aan. Van de meer dan honderd unieke zoogdieren die ooit in de Caraïben leefden, zijn er nu nog tien over: twee insecteneters en acht knaagdieren.
De nu uitgestorven knaagdieren waren zeer divers en soms nauwelijks aan elkaar verwant. Hun voorouders bereikten de eilanden onafhankelijk van elkaar, miljoenen jaren geleden. Dat schreef een internationaal biologenteam woensdag in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society B. Menno Hoogland, Leids expert in Caraïbische archeologie, is één van de auteurs.
De Caraïben zijn de enige eilandengroep in de oceaan die massaal door niet-vliegende landdieren is gekoloniseerd. Apen, luiaards, spitsmuizen en knaagdieren hebben de eilanden bereikt, zwemmend of op drijfhout.
Zulke inheemse eilanddieren zijn vaak kwetsbaar. Ze zijn met weinig en zonder roofdieren in hun omgeving zijn ze zelden verdacht op gevaar. Het bekendste voorbeeld is de dodo (van Mauritius, bij Afrika) die gewoon op de grond broedde. De eieren en kuikens waren een makkelijke prooi voor ratten, katten, varkens en honden die mensen meebrachten.
De biologen onderzochten de kolonisatie van de Kleine Antillen door rijstmuizen, een Zuid-Amerikaanse groep van knaagdieren. Ze wilden weten hoe vaak en wanneer rijstmuizen de eilanden bereikten en of indianen de muizen verder over de eilanden hebben verspreid.
Alle Caraïbische rijstmuizen zijn inmiddels uitgestorven. De meest markante was de Antilliaanse reuzenrat (Megalomys desmarestii) van Martinique. Deze rijstmuis was zo groot als een kat en een goede graver, die schade toebracht aan kokosnootplantages. Het vlees zou heerlijk hebben gesmaakt. Deze reuzenmuizen zouden zijn uitgestorven bij de dramatische uitbarsting van de vulkaan Mount Pelée in 1902, waarbij 30.000 mensen omkwamen.
De biologen verzamelden het DNA van verschillende rijstratten in musea, waaronder dat van de Antilliaanse reuzenrat. Van de 42 rijstmuizen leverden er maar acht bruikbaar DNA op. In warm en vochtig klimaat wordt DNA snel afgebroken.
Uit het DNA-onderzoek blijkt dat rijstratten de Caraïben minstens twee keer hebben gekoloniseerd. De meest wijd verspreide Antilliaanse rijstmuizen waren verwant aan Zuid-Amerikaanse rijstmuizen die voorkomen in moerassen, rivieren en aan de kust. Op Antigua en Guadeloupe leefden rijstmuizen die verwant zijn aan bosmuizen uit Centraal- en Zuid-Amerika. De biologen hebben voor deze muizen van Antigua en Guadeloupe een nieuw muizengeslacht in het leven geroepen: Antillomys.
De voorouders van de twee groepen rijstmuizen raakten respectievelijk 6,3 en 6,8 miljoen jaar op de eilanden verzeild. Het zeeniveau was toen veel lager dan nu. Indianen hebben de rijstmuizen niet verder verspreid. Daarvoor wijken de muizen onderling te veel van elkaar af.