Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Akkoord dat visie kabinet ondermijnt

Met het opvangakkoord is de kans toegenomen dat voor het eerst sinds 1998 een kabinet de rit gaat uitzitten.

Hoe modern Nederlandse politici zich ook voordoen, in tijden van splijtende meningsverschillen hebben zij maar één keuze: teksten produceren waarin elk van de coalitiepartners volgens oud-Hollandse gewoonte een eigen overwinning kan lezen.

Zo ging het gisteren met het akkoord over de bed-bad-broodcontroverse. Vier A-4tjes waarin de VVD het einde van gemeentelijke opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in kon lezen, en de PvdA juist het behoud ervan.

Het laat zien waarom de behoefte aan visie van Nederlandse kabinetten vrijwel altijd te veel gevraagd is. Als het er in zo’n coalitie op aankomt is de beste uitweg de visie van coalitiepartijen onder te laten sneeuwen. Alles onder het motto van oud-minister Jan de Koning: Als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan.

Gedwongen door critici liet premier Rutte zich in het eerste jaar van zijn kabinet verleiden enkele puntjes te noemen die iets van een plaatsbepalende (en paternalistische) pretentie van zijn kabinet in zich droegen.

Rutte sprak tegen dat het om een allesomvattende visie ging, maar was bereid twee zaken te noemen: het streven naar een ‘participatiesamenleving’ alsmede het doel rijkstaken over te brengen naar de gemeenten, „dichtbij de burger”.

Bekijk nu wat het compromis inzake ‘bed-bad-brood’ inhoudt, en zie wat er van dat beetje visie overblijft: niets.

In weinig domeinen van de maatschappij zijn zoveel participerende instellingen en burgers actief als uitgerekend in de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Kerken, vluchtelingenorganisaties, burgers die illegalen in huis nemen: zij voldoen allemaal aan dat streven naar die participatiesamenleving. En de essentie van de keuzes die VVD en PvdA gisteren bekendmaakten is dat de rijksoverheid niet langer prijs stelt op het meeste van dit particuliere initiatief.

Ook kan onmogelijk volgehouden worden dat het kabinet in dezen zijn streven naar decentralisatie gestand doet.

Vele gemeenten wenden hun verantwoordelijkheid voor de openbare orde aan als handvat om uitgeprocedeerde asielzoekers basale opvang aan te bieden – geen zwervers op straat. Maar de coalitie liet gisteren weten dat het, behalve in de 5 grootste steden, uit moet zijn met deze gemeentelijke autonomie. Het kabinet claimt hiermee in feite zeggenschap over de openbare orde in nagenoeg alle gemeenten. Decentralisatie kun je dat onmogelijk noemen.

Tot zover dus het streven naar visie van Rutte II: gesneuveld in het streven naar lijfsbehoud.

Vanzelfsprekend was er gisteren een leger critici dat de haalbaarheid en principiële keuzes van dit compromis ter discussie stelde. Er staat tegenover dat deze coalitie vanaf haar start, in het regeerakkoord Bruggen slaan, de expliciete keuze maakte om zowel hoog- als laagopgeleiden aan zich te binden. Vandaar de formulering van een restrictief asielbeleid.

En feit is dat de twee partijen te maken hebben met een electoraat dat weinig tolerantie weet op te brengen voor een minder restrictieve aanpak. Ondanks een lange reeks incidenten is de PVV van Wilders electoraal nog lang niet verslagen. En recente discussies over Syriëgangers (in de campagne) en het toelatingsbeleid (na een voorstel van VVD-Kamerlid Azmani) lieten zien dat laagopgeleide kiezers hunkeren naar een alternatief voor de PVV.

Zo kun je dit compromis dus ook zien: als poging om niet alleen politiek voor weldenkend Nederland te bedrijven, maar ook kiezers te bereiken die zich beter bediend voelen door de flankpartijen.

Het compromis van gisteren heeft vermoedelijk ook een ander effect. Geen thema is zo gecompliceerd voor deze coalitie als het asielbeleid, en nu VVD en PvdA erin zijn geslaagd dit probleem politiek op te lossen, hebben ze er in feite voor gekozen het kabinet het komende jaar in stand te houden.

De begroting voor 2016 wordt er een van meevallers en belastingverlagingen. Geen project waar coalitiepartners gemakkelijk over zullen struikelen. De gehoopte herziening van het belastingstelsel zal in 2016 nooit in kunnen gaan, maar de vooruitzichten op economisch herstel zijn zo goed dat het zeer wel mogelijk is dat de coalitie ook daarmee een eerste stap kan zetten.

Daarna is Nederland, vanaf 1 januari, een half jaar voorzitter van de Europese Unie, hetgeen voor premier Rutte talrijke kansen biedt om zich op internationale fora te midden van wereldleiders als staatsman aan de natie te tonen. Niets zo ongemakkelijk als uitgerekend in die periode demissionair premier te zijn.

Zodoende ligt het, na de ‘hobbel’ van gisteren, erg voor de hand dat Rutte II in elk geval tot najaar 2016 aanblijft. Dan is het nog maar driekwart jaar tot de verkiezingen in het voorjaar van 2017. Het is sinds 1998 niet meer gebeurd – maar na gisteren is het zomaar mogelijk dat een kabinet de rit uitzit.