Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Bankiers leven in een amoreel universum

Hoe kunnen ze met zichzelf leven? De vraag ettert door, zeven jaar na de crisis in de financiële sector. Bankiers zijn amoreel, meent Joris Luyendijk die drie jaar lang met bankiers in de Londense City sprak.

Illustratie Cyprian Koscielniak
Illustratie Cyprian Koscielniak

Kijkend naar de hardnekkige spraakverwarring deze week tijdens de hoorzittingen in de Tweede Kamer over bankiersbonussen, moest ik denken aan Bruce. Twee jaar terug interviewde ik hem een aantal malen voor een onderzoeksproject naar de cultuur bij banken in de City van Londen, het financiële hart van Groot-Brittannië en Europa. Bruce (niet zijn echte naam) was een sympathieke Brit van begin veertig. Hij beschreef zichzelf als „behoorlijk links” en was de eerste die toegaf dat het absurd was: terwijl zijn bank net was ‘gered’, had hij een bonus van één miljoen dollar ontvangen.

In het Engels kun je onderscheid maken tussen ‘earn’ en ‘deserve’. Ik vroeg Bruce of hij vond dat hij dat miljoen in beide betekenissen van het woord had verdiend. Tja, zei hij, en wees erop dat in het voorafgaande jaar zijn beleggingsadvies aan pensioenfondsen een veelvoud van dat miljoen had opgeleverd voor diezelfde pensioenfondsen – en daarmee miljoenen aan commissie voor zijn bank. Zijn directe concurrenten bij andere banken kregen vergelijkbare bonussen en zijn baas kreeg nog veel meer. Wat wil je dan, zei hij. Dat ik met een groots gebaar mijn bonus weiger? Aan het systeem als geheel zou dat niets veranderen, maar ik ben wel in één klap de paria van mijn afdeling.

Ik vroeg door en uiteindelijk haalde hij zijn schouders op: „Heb jij het verdiend dat je bent geboren in het rijke Westen?”

Hoe kunnen ze met zichzelf leven? Als er één vraag blijft door etteren, nadat het mondiale financiële systeem zeven jaar geleden bijna kopje onder ging en banken voor miljarden moesten worden gered, is het deze vraag. Hoe rechtvaardig je als ‘topbankier’ bovenop je salaris van vijftien keer modaal een verhoging van een ton of meer, terwijl jouw bedrijf in 2008 gewoon failliet was en jouw baan enkel nog bestaat dankzij het belastinggeld van mensen met onvergelijkbaar veel lagere inkomens?

Over deze vraag heb ik tientallen mensen als Bruce gesproken – en hun antwoorden lijken precies op die van Nederlandse bankiers en commissarissen die zich tijdens de hoorzittingen moesten rechtvaardigen. Net als de getuigen deze week in de Tweede Kamer leken ook mijn geïnterviewden stuk voor stuk volledig vrij van schaamte, laat staan schuldgevoelens. Voor hen was het simpel: ethisch gedrag is gedrag waarbij geen wetten worden overtreden. Punt uit en laat me met rust.

Mijn opdracht is simpel, zeiden de geïnterviewden, ik moet namelijk binnen de wet een zo hoog mogelijke winst halen voor de aandeelhouders die de eigenaren zijn van mijn bank. Discussies over ‘goed’ en ‘fout’ worden simpelweg niet gevoerd, legden ze uit.

Hoe zou dat ook kunnen met een vocabulaire dat de kans op het losbarsten van een ethische discussie minimaliseert. Men spreekt niet over de morele kanten van een plan, maar over het ‘reputatierisico’ ervan. De legale ontwijking van belasting heet ‘fiscale optimalisatie’ middels ‘belastingefficiënte instrumenten’. Het voor eigen voordeel tegen elkaar uitspelen van landen met verschillende regels heet ‘toezichtsarbitrage’.

Het grootste compliment in de wereld van de amorele shareholder value is iemand ‘professioneel’ noemen. Het betekent dat jij op je werk emoties buiten beschouwing weet te houden, inclusief morele overtuigingen. Die immers, zijn voor thuis.

Zo denkt men in de City. En kijk dan eens naar de top van ABN Amro, naar hoe ze er op wijzen dat ze de verhoging van hun salaris volgens de wet krijgen, en dat ze keurig die verhoging al twee jaar terug hebben gemeld. Zie ook hoe ze er op wijzen dat ze volgens de regels ‘eigenlijk’ op nog veel meer ‘recht’ hadden, en zie hoe de commissaris van ABN Amro niet het besluit tot salarisverhoging betreurt, maar de commotie die erop volgde – die gaf immers reputatieschade.

Dit moet ook de reden zijn dat de president-commissaris van ABN Amro, Rik van Slingelandt, al zijn rechtvaardigingen vergezeld liet gaan van de bezwering „wij zijn niet amoreel”. Kennelijk vreesde hij reputatieschade, mocht dit beeld ontstaan.

Maar een amorele denkwijze, namelijk dat morele overwegingen geen rol spelen, is de realiteit bij banken, en hierop gaat de grote spraakverwarring van het moment terug: burgers en hun politici doen een moreel appèl op mensen die juist hebben geleerd amoreel over hun handelen te denken. Kijk het tv-interview maar eens terug dat Coen Verbraak hield met de voormalige bestuursvoorzitter van ABN Amro, Rijkman Groenink. Op een zeker moment spreekt de interviewer Groenink aan op de miljoenen die hij mee ‘kreeg’, vlak voor de bank instortte. Waarop Groenink nog maar eens uitlegt dat alles volgens de regels was gegaan en hij gewoon recht had op dat geld.

Het is bijna aandoenlijk om de man onder wiens leiding ABN Amro veranderde in de grootste mislukking uit de geschiedenis van het Nederlandse bedrijfsleven, steeds verontwaardigder te zien worden over de verontwaardiging over zijn ‘beloning’. Groenink lijkt zich van geen kwaad bewust. Logisch natuurlijk: hij denkt überhaupt niet over zijn functioneren in termen van ‘goed’ en ‘kwaad’. Zie daar de kloof tussen juridisch en moreel gelijk.

Het kan dan therapeutisch werken om een paar hoge bankiers voor een hoorzitting te ontbieden en ze daar uit te schelden – Tweede Kamerlid Jesse Klaver (GroenLinks) klonk bijna als Wilders toen hij ABN Amro commissaris Van Slingelandt persoonlijk aanviel en zijn antwoorden ‘stuitend’ noemde.

Dat is een legitiem onderdeel van politiek: het ‘verbijsterde’ Kamerlid spelen en daarmee uiting geven aan wat leeft in de samenleving. Tegelijkertijd verdienen bankiers een kritische en vooral inhoudelijke beschouwing van hun amorele universum. Want er zitten grote gaten in hun legalistische opvatting dat een economie zonder moraal kan, en ethiek dus een soort keuzevak is.

De bankiers die ik in Londen sprak, leken zich de amorele uitgangspunten van hun sector volledig eigen te hebben gemaakt. Tegelijk maakten zij de belangrijke kanttekening dat het hele internationale beursgenoteerde bedrijfsleven amoreel in elkaar zit en functioneert. Aandeelhouders eisen immers rendement van de bedrijven waarin ze investeren – puur amoreel.

De afgelopen jaren kreeg ik regelmatig mails van lezers die werkten of hadden gewerkt bij multinationals als Proctor & Gamble, Shell of General Motors. Wat jouw bankiers vertellen over hun organisatie komt mij heel bekend voor, schreven ze.

Sterker nog: de afgelopen twee maanden heb ik in Nederland tientallen lezingen gegeven over mijn onderzoek naar de banken, en daar kwam keer op keer dezelfde reactie uit de zaal: die beschrijving van banken in de City doet mij enorm denken aan ... mijn zorginstelling of universiteit, de scholengemeenschap of beveiligingsbranche waar ik werk. Extreem gegroeide organisaties waarin het management stuurt op kwantitatieve en dus amorele ‘targets’.

Ook de publieke omroep kent een sterke parallel met de banken: omroepdirecteuren die zichzelf enorme salarissen toekennen, presentatoren die enorme ‘beloningen’ bedingen door te dreigen met een overstap naar de commerciëlen. Intussen worden programma’s niet primair beoordeeld op inhoudelijke kwaliteitscriteria maar op kijkcijfers. Amoreel.

„Ik wil niet weten in wat voor universum u leeft”, beet Kamerlid Jesse Klaver president-commissaris Van Slingelandt toe. Maar dat universum is helemaal niet zo uitzonderlijk. Integendeel, de amorele mentaliteit waar iedereen nu zo boos over is, heeft zeer breed ingang gevonden in de samenleving. Bankiers zijn in dat opzicht de zichtbaarste manifestatie van een veel bredere maatschappelijke trend. Het zou goed kunnen dat een deel van de woede onder mensen in de zorg en het onderwijs over hun eigen management nu een uitweg vindt in woede op ‘de bankiers’.

Terug naar de banken. Uiteraard is het zo dat ABN Amro en ING met belastinggeld van het faillissement moesten worden gered, en dat alle grote banken onverminderd too big to fail zijn - een in de vrije markt eigenlijk onbestaanbare situatie die in het Engels niet voor niets moral hazard wordt genoemd: als het goed gaat is de bonus voor de bankier, zo niet dan is de malus voor de belastingbetaler.

Maar los hiervan zijn er zeker vijf belangrijke inhoudelijke bezwaren bij de amorele rechtvaardigingen waarop bankiers terugvallen.

1 Net als Rabobank, SNS en andere financiële instellingen met een ‘banklicentie’ genieten ABN Amro en ING een exorbitant privilege. Immers, via kredietverstrekking mogen zij nieuw geld scheppen. Dat kan niet oneindig - anders zou er nu niemand klagen dat de banken ‘te weinig uitlenen’. Maar binnen de vastgestelde kapitaaleisen mogen banken ‘uit het niets’ geld creëren, en voor dit voorrecht hoeven ze niets te doen, behalve met succes een banklicentie aanvragen.

Hierin verschillen banken wezenlijk van de rest van het bedrijfsleven: zij produceren ‘geld’ dat waarde heeft, puur dankzij de gemeenschap waarin dat geld als wettig betaalmiddel wordt geaccepteerd. Deze gemeenschap heeft een morele component, en alleen dit al doet banken wezenlijk verschillen van fabrikanten van shampoo of medische apparatuur.

2 Het idee geldt dat ‘binnen de wet blijven’ voldoende is, maar wetten zijn zelden of nooit sluitend. Banken huren de slimste advocaten in om de gaten in wetten te vinden, zoals ze de meest getalenteerde ambtenaren en toezichthouders een veelvoud van hun huidige salaris kunnen bieden. Om een idee te geven: de hoogste ambtenaar belast met financiële zaken in het kabinet van de minister-president verdient minder dan de ton die de ABN Amro-top zichzelf als extraatje had toebedacht.

3 Nog problematischer is dat wetten bijna per definitie achterlopen op technologische ontwikkelingen. In de financiële wereld gaat innovatie razendsnel; waar Volkswagen een enorme productielijn voor een nieuwe auto moet opzetten, hebben nieuwe producten bij banken vaak niet meer dan een stapel contracten om het lijf. Tel hierbij op dat in de financiële wereld geen patenten bestaan, en de verleiding wordt enorm om ‘voor de wetgever uit’ hypercomplexe en lucratieve producten de wereld in te sturen.

De crash van 2008 vond plaats met oneindig ‘doorgeëvolueerde’ financiële producten. Die waren zeer winstgevend op de korte termijn, en ze waren legaal - in de zin dat er nog nauwelijks toezicht op was.

4 Tel hierbij de enorme lobbymachine van de financiële wereld op. Je kunt als bankier wel wijzen op het verkeersbord dat aangeeft dat je hier met je vrachtwagen vol chemicaliën 240 kilometer per uur mag rijden, maar wat nu als het jouw lobbyist was die ervoor heeft gezorgd dat je daar zo hard mocht rijden?

5 En wat te denken van de prachtige ‘tweede carrière’ voor politici, die de wetten voor de banken maken? Moeten ze alleen wel binnen de lijntjes blijven. Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Nederland wordt een fundamentele discussie over wat banken zijn en horen te zijn ernstig belemmerd doordat politieke zwaargewichten hoge posities bij die banken innemen – respectievelijk Tony Blair bij JP Morgan en Gerrit Zalm bij ABN Amro. En eerder dit jaar belandde VVD-prominent Neelie Kroes bij Bank of America Merrill Lynch.

Ik kan het iedereen aanraden, met een open blik bankiers aanspreken op de morele aspecten van hun werk. Ook al ben ik er niets mee opgeschoten, want de amoraliteit lijkt cruciaal voor het zelfbeeld van bankiers. Ik vroeg dan wel eens wat er zou gebeuren als journalisten ook amoreel gingen werken. Een voorbeeld: ik stel mij zelf de opdracht om binnen de wet zoveel mogelijk lezers te bereiken en boeken te verkopen. Dan kijk ik naar de best bezochte film over de financiële wereld van de afgelopen jaren - en dat is niet de genuanceerde en veelkleurige studie Margin Call. Nee, de absolute kaskraker van het afgelopen decennium was The Wolf of Wall Street, waarin een door Leonardo di Caprio gespeelde beursmakelaar cokesnuivend en hoerenlopend een fortuin bij elkaar zwendelt. De best verkochte romans zijn The Bonfire of the Vanities waarin een narcistische Master of the Universe obligatiehandelaar doorrijdt na een auto-ongeluk, en natuurlijk American Psycho van Bret Easton Ellis over een seriemoordende mergers & acquisitions bankier („murders & acquisitions” in zijn eigen woorden).

The Wolf of Wall Street, American Psycho en die obligatiehandelaar zijn immoreel: ze weten dat ze de wet overtreden maar het kan ze niks schelen. Of ze denken ermee weg te komen. Net als Dr. No in de James Bond-films gaat het om klassieke slechteriken die willens en wetens de moraal schenden.

Verhalen over zulke bankiers worden gevreten. Zou ik dus een amorele, puur op targets en winst schrijvende journalist zijn, dan zou ik mijn publiek dit soort verhalen voeren. Dat kan prima binnen de wet, want er werken honderdduizenden mensen in de financiële sector en uiteraard kun je daar cokesnuivende, gokverslaafde psychopaten aantreffen. Daarover schrijf ik dan stuk na stuk na stuk, de mensen vreten het en mij valt niks te verwijten, want ik blijf binnen de wet. Sterker nog, ik heb recht op een bonus, want ik haal mijn targets. Zouden journalisten net zo amoreel handelen als de bankiers, dan zouden bankiers letterlijk niet meer over straat kunnen.