‘Vertigo meets the Holocaust’ is een prikkelende samenvatting van Christian Petzolds Phoenix. Hierin keert de Joodse Nelly uit het concentratiekamp terug naar Duitsland. Haar flink gehavende gelaat is bedekt met verband. „Hoe wil je eruitzien”, vraagt de arts die haar gezicht gaat reconstrueren. Alles is mogelijk, maar Nelly wil niemand anders dan zichzelf zijn.
Nadat ze is opgelapt, gaat Nelly te midden van de puinhopen van een kapotgeschoten Berlijn op zoek naar haar echtgenoot Johnny. Ze vindt hem in nachtclub Phoenix. Tot haar grote schrik herkent hij haar niet, hoewel zij hem in de verte wel aan zijn verdwenen echtgenote doet denken. Dit leidt tot een plannetje: als zij zich transformeert tot het evenbeeld van Nelly, mag zij meedelen in het geld dat hij opstrijkt als blijkt dat zij nog leeft. Want dan is zij de enige erfgename van haar in de kampen omgekomen familie.
Wat volgt heeft dezelfde tragiek als Hitchcocks Vertigo, waarin James Stewart niet beseft dat Judy (Kim Novak) dezelfde persoon is als zijn omgekomen geliefde Madeleine en haar obsessief omvormt tot een nieuwe versie van Madeleine. In Phoenix gebeurt iets soortgelijks, al storen de vele onaannemelijkheden. Zo vindt Johnny het kennelijk niet vreemd dat Nelly in één keer dezelfde handtekening kan zetten als zijn echtgenote. En ziet en hoort hij echt niet dat Nelly zijn verdwenen vrouw is?
Maar misschien moeten we Phoenix wel helemaal niet opvatten als realistisch verhaal.
Nee, Petzold ziet Phoenix veeleer als metafilm. Een bouwwerk dat tjokvol zit met verwijzingen naar de film- en cultuurgeschiedenis. Dit web van verwijzingen maakt van Phoenix vooral een intellectuele constructie. Eentje die je van een afstand bewondert, maar die je ook wat koud laat.