De brief kwam vrijdagochtend binnen. Een paar uur later stond de vrachtwagen al voor de deur van het Hongaars Nationaal Historisch Museum in Boedapest. Museumdirecteur Zoltán Korsós kon niets anders doen dan toekijken hoe het pronkstuk van de tentoonstelling MummyWorld werd ingepakt en ingeladen door medewerkers van het transportbedrijf.
Daar ging het duizend jaar oude Boeddhabeeld, met daarin het stoffelijk overschot van een Chinese monnik. Terug naar de Nederlandse eigenaar.
Waarom de mummie werd teruggehaald? De directeur weet het niet. Wel, vertelt hij, stond in het bruikleencontract met het Drents Museum dat de eigenaar zonder opgaaf van reden zijn eigendom kan terughalen.
Weet dat museum het dan? Het museum in Assen wil „geen enkele mededeling” doen over de zaak, zeggen ze daar. Wel benadrukken ze dat zij ook niet de eigenaar zijn van de mummie: dat is een Nederlandse verzamelaar die anoniem wil blijven.
Ze zeggen het niet openlijk, maar zowel in Boedapest als in Assen hebben de musea wel een vermoeden waarom die anonieme verzamelaar de mummie terug wilde hebben. Vorige week donderdag verstuurde de conservator van het Hongaarse museum namelijk een mail naar haar collega in Assen met „slecht nieuws”. Ze waren benaderd door een Chinese journalist met „een schokkend verhaal”. De inwoners van het Chinese dorp Yangchung, in het zuiden van het land, claimden dat de mummie in 1995 uit hun dorp was gestolen. Roofkunst dus.
Extra suppoosten bij de boeddha
Of het klopte of niet wisten ze niet bij het museum, maar er werden wel maatregelen genomen. De pr-afdeling werd opgedragen om voorlopig geen mediaverzoeken te honoreren om te komen filmen in het museum. Ook werden er extra suppoosten bij de mummie gezet, om te voorkomen dat er stiekem opnames werden gemaakt.
In Assen waren ze ook verbaasd. Tussen februari en augustus van vorig jaar was het beeld een van de opvallendste objecten van hun eigen mummietentoonstelling geweest. „Een wereldprimeur”, zo noemde het museum het beeld, dat voor het eerst buiten China was te zien.
Het Boeddhabeeld was halverwege de jaren negentig door een Nederlandse verzamelaar gekocht. Bij een restauratie werd de onderkant open geschroefd en vielen er dode kevers en papierrollen uit. Toen de restaurateur vervolgens naar binnen keek zag hij de beenderen van een mummie in lotushouding.
Dat opzienbarende verhaal was al twintig jaar bekend, maar werd een maand geleden alsnog wereldnieuws. Nadat een blog de beelden van een recente CT-scan van de mummie had ontdekt, ging de Drentse Boeddha viral. Honderden artikelen verschenen er over de ‘ontdekking’. Van Huffington Post en FoxNews tot aan The Daily Mirror en The Washington Times.
Tranen en vuurwerk
Die beelden zagen ze ook in Yangchung. De inwoners van het dorp barstten volgens berichten in Chinese media „in huilen uit” toen ze de beelden zagen. Het zou hun verloren gewaande Boeddha zijn, een beeld van de geliefde meester Zhanggong Liuquan. Vuurwerk zou zijn afgestoken, de overheidsdienst voor cultureel erfgoed begon een onderzoek. Die dienst meldde zondag dat ze „solide bewijs” hadden dat het om hetzelfde beeld ging.
Maar op dat moment had de eigenaar het beeld dus alweer teruggehaald naar Nederland. Wie is die eigenaar? Hoe is hij aan het beeld gekomen? En zijn de beschuldigingen terecht?
Het Drents Museum, zegt directeur Annabelle Birnie, heeft contractueel afgesproken dat ze niets over „de particuliere Nederlandse verzamelaar van Chinese kunst” zeggen. Ook de projectleider van een al een paar jaar lopend wetenschappelijk onderzoek naar de mummie zwijgt. De radioloog die de mummie eind vorig jaar door de CT-scan haalde – het Meander Medisch Centrum stuurde er nog een mooi persbericht over rond - wil geen vragen beantwoorden. Hetzelfde geldt voor de andere betrokken wetenschappers, de fotograaf van het project en de restaurateurs van de mummie. Een van de betrokkenen wil alleen kwijt dat de „eigenaar nu in het buitenland zit en binnenkort een paar weken op reis gaat.”
En dan, op het moment dat we niets meer verwachten, mailt een van hen een Word-document met een verklaring. Daarin wordt de recente mediahype afgedaan als een „vloedgolf van onzinnige opmerkingen, beschuldigingen en insinuaties”.
In de verklaring staat dat de verzamelaar het beeld in 1996 kocht van een kunstvriend, die zowel in Hongkong als in Nederland woonde. Die vriend had het twee jaar eerder weer gekocht van een „oprechte” Chinese handelaar, zonder dat er toentertijd enige restricties waren op de uitvoer van dit soort Chinees antiek.
Een Amsterdamse architect
Nog interessanter is wat er bij ‘documenteigenschappen’ staat: de door Word automatisch opgeslagen naam van de persoon die het document heeft aangemaakt. In dit geval: een Amsterdamse architect, die telefonisch in eerste instantie laat weten dat hij „geen idee heeft waar het over gaat”, om vervolgens toe te geven dat hij heeft geholpen met de verklaring. Maar, bezweert hij, niet hij maar een „goede vriend” is eigenaar van de mummie.
En daarom kan hij er ook wel het een en ander over vertellen, mits zijn anonimiteit gewaarborgd blijft. Hij wil geen onderdeel worden van de internationale rel die aan het ontstaan is.
Het klopt dat „de eigenaar” de mummie heeft teruggetrokken uit de tentoonstelling, vertelt de architect uit angst dat er beslag op zou worden gelegd. Dat dit dan ook nog eens in Hongarije zou gebeuren, zou de zaak nodeloos ingewikkeld maken.
Niet dat de eigenaar, aldus zijn „goede vriend”, van plan is om het zo maar terug te geven. „Het is nu een groot circus. De Chinezen beginnen te kermen, te kreunen en te gillen. Terwijl ze nooit om het boeddhisme hebben gegeven. Ze moorden zelfs Tibetanen uit.”
Dat de eigenaar in bezit kwam van het Boeddhabeeld was toeval, vertelt de vriend verder, want eigenlijk paste het „gekke ding” helemaal niet in zijn verzameling. „Een Boeddha hoort rechtop te zitten. Deze man heeft een kromme rug en naar verhouding een veel te groot hoofd. En hij is goudkleurig, waar de eigenaar helemaal niet van houdt.” Maar juist daardoor intrigeerde het beeld en kocht hij het voor zo’n 40.000 gulden.
De eigenaar vindt ook dat een paar van de historische foto’s in Chinese media inderdaad veel weg hebben van het beeld dat hij in bezit heeft, maar veel aspecten kloppen volgens hem niet.
Er wordt gezegd dat het beeld in 1995 zou zijn gestolen, maar toen was het al in Nederland. Daarvan zijn foto’s als bewijs. Ook blijkt uit het onderzoek van de afgelopen jaren dat de mummie toebehoorde aan een veel grotere en belangrijkere tempel dan de lokale tempel in Yangchung.
Dat onderzoek loopt nog steeds en er is de eigenaar veel aan gelegen, zegt zijn „goede vriend” aan de telefoon, om dat af te maken. Hij heeft er al tonnen in geïnvesteerd. „Het laatste wat de eigenaar wil, is het beeld ontvreemden. Maar hij heeft nog tijd nodig om uit te zoeken waar het écht vandaan komt.” De uitslag van het DNA-onderzoek dat binnenkort komt, kan daar bij helpen.
En misschien wil de eigenaar op basis van de botstructuur een reconstructie van het lichaam maken, zoals dat ook met het meisje van Nulde is gebeurd. Kosten: 70.000 euro, maar dat heeft hij er graag voor over. Het gaat hem ook niet om het geld. De eigenaar zou zelfs een bod van 10 miljoen euro hebben afgeslagen.
Maar als blijkt dat het beeld toebehoort aan „bijvoorbeeld een boeddhistische gemeenschap die nog bestaat” wil hij het best afstaan. Zolang het maar niet in een Chinees staatsmuseum komt, waar de overheid er goede sier mee gaat maken. „Dan gaat het wel naar de Aziatische tak van het Rijksmuseum.”
Is deze man, die niet kan stoppen met vertellen over het beeld, écht niet de eigenaar van het duizend jaar oude Boeddhabeeld, met daarin het stoffelijk overschot van een Chinese monnik?
Nee, zegt hij voor de vierde keer. Maar als er nog vragen zijn, wil hij die aan de eigenaar voorleggen. Wel waarschuwt hij dat hij de komende tijd slecht bereikbaar is. „Ik zit nu in het buitenland en ga binnenkort een paar weken op reis.”
Een dag later. De „goede vriend” belt weer. Hij vertelt dat hij inderdaad de eigenaar is, maar dat hij „het niet toe kan geven”. Hij verzamelt al „een jaar of dertig” vroege Chinese kunst. Door anoniem te blijven hoeft hij niet de hele dag vragen te beantwoorden over die collectie. „Dan zou ik niet meer aan architectuur, toekomen.” Daarnaast is hij bang voor gedoe met de Chinese overheid als zijn naam bekend wordt. „En dit is een grote rel daar, straks staan er nog boze Chinezen voor mijn deur.”