‘Dit is het meest conventionele wat ik ooit heb gedaan: mijn memoires schrijven”, zegt Kim Gordon over haar boek, Girl In A Band. Ze lacht. Want Gordon weet dat het publiek haar vooral kent als zangeres en boegbeeld van de New Yorkse noiseband Sonic Youth die opruiende rockmuziek speelde, gitaren bewerkte met schroevendraaiers, en oorverdovende feedback over het publiek stortte, terwijl Gordon lome rockposes aannam en onderkoeld haar teksten zong. De anarchistische band, die ze in 1981 oprichtte met echtgenoot/gitarist Thurston Moore, sloop eind jaren tachtig richting het gevestigder rockcircuit en een groter publiek. Begin jaren negentig werd hun stijl door Nirvana en andere grungebands genoemd als inspiratie.
Aan de carrière van Sonic Youth kwam in 2011 een einde toen Gordons huwelijk met Moore uit elkaar viel. In die nieuwe fase – band weg, man verhuisd, dochter Coco het huis uit – ontstonden nieuwe interesses. Samen met de bevriende gitarist Bill Nace begon ze muziek te maken onder naam Body/Head – experimenteler en extremer dan Sonic Youth – organiseerde ze tentoonstellingen en verhuisde tijdelijk naar Californië, waar ze was opgegroeid, om haar memoires te schrijven.
In een hotelkamer in Londen zit de nu 62-jarige zangeres/kunstenares/schrijfster, in zwarte broek, motorjack en met een gouden haaienvinvormige hanger aan een ketting om haar hals. Ze is gereserveerd maar eerlijk. Ze is moe van de jetlag, en ze vindt het saai om in interviews steeds over zichzelf te praten.
Schrijven over zichzelf beviel haar wel. Want, zegt Gordon, door zich erop te concentreren, kwamen bepaalde perioden uit haar leven weer helder naar boven en werd ze zich bewust van de invloed die sommige mensen op haar gehad hebben. Ze noemt de conceptuele kunstenaar Dan Graham, die haar liet kennismaken met onbekende kunst, en de invloed van haar schizofrene broer Keller.
Beeldende kunst
Met Girl In A Band wilde Kim Gordon zichzelf op een „andere” manier presenteren. „Het publiek weet niet hoe belangrijk beeldende kunst voor mij is”, zegt ze. „Het is kunst waarmee ik me identificeer, meer dan mijn muziek. Sinds mijn vijfde neem ik het maken van dingen, met verf, klei of ander materiaal, heel serieus. Dat was de manier waarop ik me, als verlegen kind, kon uiten.
„Andermans kunst waar ik van houd, en ook mijn eigen kunst, is meestal conceptueel. In mijn boek heb ik geprobeerd uit te leggen wat conceptuele kunst is, want niet veel mensen zijn ermee vertrouwd. Ik vertel over het esoterische karakter, wat wil zeggen dat het voor ‘ingewijden’ is.”
Ze schrijft dat muziek maken bevrijdend is; geldt dat ook voor kunst? „Op een andere manier. Kunst heeft, wat mij betreft, meer regels, meer dingen waar je aan moet denken. In muziek ben ik autodidact, daar voel ik me niet verbonden met wat anderen al eerder hebben gemaakt. Bij het maken van kunst moet je juist goed bedenken wat er allemaal al gedaan is.” Ze pauzeert even. „En het dan vergeten.”
Gordon laat foto’s zien van werk voor een tentoonstelling die komende zomer plaatsheeft in 303 Gallery in New York. Grote stukken zilverfolie stulpen in kreukels van de muur, op schilderijen druipen namen van noisebands (‘Pussy Galore’, ‘Circuit Wound’), in zwarte verf over wit linnen.
Op een van de foto’s staat Gordon te werken, in een groot, licht atelier. Toch is ook muziek niet uit haar leven verdwenen. „Na Sonic Youth dacht ik dat ik geen muziek meer wilde maken. Maar ik vond het fijn om te spelen met Bill Nace, en een paar anderen. Dus hoewel ik het eigenlijk niet wilde, blijkt muziek me steeds weer te prikkelen.”
Rockouders
In haar memoires geeft Gordon alsnog antwoord op de veelgestelde vraag ‘Hoe is het om vrouw in een band te zijn’ (waar het boek zijn titel aan ontleent). Ze gaat in op praktische aspecten – de afwezigheid van wc’s en kleedkamers in concertzalen, toeren in kleine busjes vol ongewassen mannen, en, later, het opvoeden van een kind op tournee. Ze beschrijft drama’s met verloren knuffels op vliegvelden en de verzuchting van puber Coco over haar rockouders: ‘Jullie weten niet hoe erg het is om jullie als ouders te hebben.’
Ook filosofeert ze over de symboolfunctie van een vrouw op het podium. Haar eigen verschijning evolueerde van ‘bibliothecaresse-achtig’, naar punk (beschilderde T-shirts, gescheurde broeken), en uiteindelijk naar een uitdagender stijl, begin jaren negentig. Want toen bedacht ze dat ‘sexy kleding misschien helpt om dissonante muziek te verkopen’. „Ik was nieuwsgierig naar het effect van een spannend uiterlijk, waarbij ik de nonchalante stijl van Debbie Harry als voorbeeld nam. En ik had plezier in de tegenstelling tussen onze hermetische muziek en een frivole presentatie. Ik hou van uitersten.”
Ze zegt dat een vrouw in een band altijd wordt beschouwd als een vertegenwoordiging van ‘alle’ vrouwen. Ze schudt haar hoofd. „Ik wilde geen statement maken over vrouwen, of anderen zeggen wat ze moeten doen. Voor mij was het persoonlijker. Ik wilde experimenteren met rollen en identiteiten. Was ik een sexy frontvrouw, of liever het bibliothecaressetype?
„Ik vond bovendien dat ik geen statements hoefde te maken, want Sonic Youth was geen politieke band, zoals Amerikaanse rockbands als Minor Threat of jullie The Ex. Zij waren expliciet politiek. Onze politiek was ambigu. Wij verzetten ons vooral tegen gevestigde ideeën, tegen esthetische normen bijvoorbeeld, en tegen de vervlakking van de cultuur. Voor mijn teksten zag ik zo’n groot, braakliggend terrein aan vrouwelijke onderwerpen, dat ik aan politieke slogans niet toekwam.”
Ondanks haar status als idool voor velen, noemt Gordon zich uitdrukkelijk geen rockster. Wat is het verschil tussen haar en een rockster? „Rocksterren verkopen veel platen, hebben veel geld, leiden een jetset-leven. Zo populair waren wij niet. Of ik dat had gewild? Nee, van mij hoefde dat niet.” Ze draait aan de gouden haaienvin om haar nek. „Ik hou nu eenmaal niet van conventionele dingen. En als je niet conventioneel bent, hoef je doorgaans niet bang te zijn dat je vreselijk populair wordt.”