Toen Aaron David Miller deze week las dat Israël de geheime gesprekken tussen Iran en de VS heeft afgeluisterd, tot woede van het Witte Huis, glimlachte hij even. Niet de onthulling interesseerde hem, „een verhaal van niks”. Het ging hem om tijdstip van de onthulling. Dat zit zo, zegt hij: „Iedereen in Washington weet: Israël luistert alles af. Wij luisteren alles af. No big deal. Dat was al zo toen ik in de jaren 90 in Kairo, Damascus en Jeruzalem onderhandelde over de Oslo-akkoorden. Iedereen in die kamers wist: niets wat je zegt is geheim.”
Wat dus echt interessant is, zegt Miller, is waarom anonieme medewerkers van president Obama dit nú lekken, op het moment dat de onderhandelingen over het Iraanse atoomprogramma in een beslissende fase zijn beland, en de verstandhouding tussen Israël en de Verenigde Staten is verkild. „Obama wil hiermee Netanyahu voor de wereld voor schut zetten. Dat zegt meer over de slechte verhoudingen dan die spionage zelf.” Hij wil maar zeggen: geen onderwerp kent zo veel spin als Israël, halve waarheden die met politieke doelen de wereld in geholpen worden.
Niemand kent de ingewikkelde dynamiek tussen de VS en Israël beter dan Aaron David Miller. Namens drie presidenten (Bush, Clinton en Bush jr.) moest hij Israël en de Palestijnen ertoe bewegen weer te gaan sleuren aan het dode paard dat ‘vredesproces’ heet. Of de leiders van beide landen elkaar nu mochten of niet: het ging altijd mis. Miller zat erbij toen Camp David mislukte, in 2000, in ijzige stemming tussen Clinton en Ehud Barak. Hij zag een paar jaar eerder hoe Bill Clinton Yitzhak Rabin juist te véél vertrouwde. Yitzhak Shamir en George Bush sr.: even hopeloos.
Dus als Miller zegt dat de verhoudingen tussen VS en Israël „op het diepste punt ooit” zijn beland, is er reden aan te nemen dat hij gelijk heeft. „Het is een ruzie tussen kinderen, die helemaal uit de hand is gelopen. Er is echt toezicht van een volwassene nodig. Maar die is er niet.”
De oud-diplomaat volgt de Israëlisch-Amerikaanse betrekkingen tegenwoordig als wetenschapper en schrijver in Washington. „Mijn grootste zorg”, zegt hij, „is hoe we de komende twintig maanden doorkomen zonder grote incidenten. Tussen Obama en Netanyahu komt het gewoon niet meer goed. We zitten nog jaren aan Netanyahu vast, dus we moeten maar hopen dat er onder een nieuwe president een enigszins werkbare relatie ontstaat”.
De verkiezingszege van Netanyahu vorige week heeft alleen maar geleid tot scherpere taal vanuit Washington. Het Witte Huis viel over Netanyahu’s anti-Arabische opmerkingen tijdens de campagne („Arabieren gaan in busladingen stemmen”), en over zijn opmerking dat hij niet gelooft in een tweestatenoplossing. Obama’s stafchef, Denis McDonough, sprak deze week op het congres van de progressief-Joodse lobbygroep J Street in Washington, waar hij onder luid applaus zei: „Na bijna 50 jaar is het tijd de [Israëlische] bezetting te stoppen.”
Maar het Witte Huis suggereert ook dat het tijd is voor actie. Een medewerker van Obama zei een paar dagen geleden dat Amerika in de Veiligheidsraad niet langer VN-resoluties met een veto zou blokkeren die Israël onwelgevallig zijn.
Een riskant dreigement, zegt Miller. „Harde woorden zonder actie werken altijd averechts bij de Israëliërs. Er moet dus wel iets gebeuren. Misschien gaat Obama zo ver dat hij erkenning van Palestina in de VN niet langer zal tegenhouden. Dat zou de relatie met Israël helemaal op het spel zetten. Ik verwacht op kortere termijn een andere Amerikaanse houding als in de VN de nederzettingenpolitiek ter sprake komt. Ook kunnen ze zich bij Israël-resoluties een tijdje onthouden van stemming. Israël moet zich hier zorgen over maken. Ik denk dat Obama serieus is.”
Het conflict tussen beide landen is inmiddels een pr-oorlog geworden, zegt Miller. Neem bijvoorbeeld Netanyahu’s afwijzing van de tweestatenoplossing, die hij deze week overigens weer snel inslikte. „Je zou kunnen zeggen: eindelijk een Israëlische leider die zegt wat al zijn voorgangers dachten. Het vredesproces is dood, al sinds Camp David. Daarna is er voor de bühne van alles georganiseerd. Ik heb vaak aan die tafels gezeten, maar Israël is nooit geïnteresseerd geweest. De Palestijnen ook niet. Wat Netanyahu zei, was dus gewoon waar.”
Netanyahu ondergroef alleen het officiële beleid van Obama, dat Israël en de Palestijnen via onderhandelingen een Palestijnse staat moeten uitonderhandelen. „Met andere woorden: Obama ging af, en straft Netanyahu daar nu voor.”
Na Netanyahu’s omstreden speech voor het Congres, begin deze maand, zei het Witte Huis dat Amerika en Israël zich niet met elkaars binnenlandse politiek moeten bemoeien. Volgens Miller is dat onzinnig. „Ze doen niet anders.” Een maand voor de Israëlische verkiezingen van 1996 ontving Clinton Shimon Peres in het Witte Huis. Peres verloor uiteindelijk van Netanyahu, die Peres’ reis naar Washington „een cynische poging om stemmen te winnen” noemde.
„Beide landen accepteren deze bemoeienis min of meer van elkaar”, zegt Miller. „Nieuw is alleen dat de Amerikaanse politiek op de Israëlische politiek is gaan lijken. De Republikeinen kiezen voor Likud, wat duidelijk werd toen Netanyahu naar Washington kwam. De Democraten steunen progressieve partijen. Israël is niet langer een onderwerp waar beide partijen min of meer hetzelfde van vinden, dus verlamt het de buitenlandse politiek van Obama steeds meer.”
Voor Israël hangt meer van deze crisis af dan voor Amerika, zegt Miller. Israël heeft de VS echt nodig: het krijgt diplomatieke rugdekking, en jaarlijks zo’n drie miljard aan Defensiehulp. „Het mag gewoonweg niet fout gaan, Israël is van de VS afhankelijk. Dat stemt me ook wel weer optimistisch: anders dan Lehman Brothers is dit bondgenootschap écht too big to fail.”