Dit kinderkankerziekenhuis, zeggen Wout Dekker en Jaap Maljers, is van iedereen. Twee topmannen aan een grote vergadertafel, die zich verbonden voelen door wat zij noemen „on-Nederlandse ambitie”. Dat gaat er als volgt aan toe. Maljers: „We doen het in Nederland al goed op het gebied van kinderoncologie.” Dekker, direct: „Niet goed genoeg.” Maljers: „We moeten de beste worden.” Dekker: „Wereldwijd.”
Dekker is voorzitter van de raad van commissarissen van het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie; Maljers voorzitter van de raad van toezicht van de Stichting KiKa, een belangrijke financier.
Ieder jaar krijgen 550 kinderen in Nederland kanker. Dit ziekenhuis moet hen, als het aan deze mannen ligt, bijna allemaal gaan genezen. Het kinderziekenhuis wordt het landelijke centrum voor de behandeling van kinderen met kanker, gecombineerd met een grote researchafdeling voor 250 wetenschappers. In 2017 moet het ziekenhuis plaats bieden aan zo’n 80 kinderen, die allemaal een eigen kamer krijgen waar ook hun ouders kunnen slapen. Doelstelling: 95 procent van de kinderen die kanker krijgen genezen, tegen 75 procent nu.
Vandaag maakt het Prinses Máxima Centrum bekend dat voormalig president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Hans Clevers de baas wordt van de researchafdeling en Diana Monissen de nieuwe directeur. De verwachtingen voor Clevers: torenhoog. Maljers: „Binnen tien tot vijftien jaar willen we een team dat de Nobelprijs kan winnen.”
Monissen, nu bestuursvoorzitter bij zorgverzekeraar De Friesland, heeft de belangrijke taak samenwerking met andere ziekenhuizen te zoeken. Dat wordt lastig. Want aan de oprichting van het Prinses Máxima Centrum gaat tot dusver veel getouwtrek vooraf.
Dat begon met zeven academische ziekenhuizen die tegen één kinderoncologisch centrum waren, omdat ze dan hun eigen afdelingen kinderoncologie moesten afstaan. In 2013 legde ook nog eens Huib Caron (AMC) zijn functie als directeur research neer, want de ontwikkeling van de onderzoekstak zou te langzaam gaan. Ondanks alle rumoer werd toch besloten het plan voor een centraal ziekenhuis voor kinderoncologie, bedacht door ouders van kankerpatiëntjes en kinderoncologen, door te zetten.
Moeten de andere universitaire ziekenhuizen nu budget inleveren voor jullie?
Dekker: „Dat is inderdaad de consequentie van concentratie in de kinderoncologie.” Maljers: „Het is een maatschappelijke rariteit dat we dezelfde zorg leveren in allerlei verschillende ziekenhuizen. Hoe vaker je een bepaalde operatie uitvoert, hoe beter je daarin wordt. Daarom willen wij de regie gaan voeren over alle kinderen die kanker krijgen. Dat levert kritiek op, inderdaad. Maar aan voorlopers wordt altijd op gepaste wijze verzet geboden. Het wordt voor ons de kunst om synergie te creëren tussen alle ziekenhuizen.”
De kritiek in andere universitaire ziekenhuizen is dat gespecialiseerde teams uit elkaar worden getrokken als patiënten zowel bij jullie als in andere ziekenhuizen worden behandeld.
Maljers: „Die kritiek klopt niet. Alle kinderoncologisch chirurgen werken straks bij ons, en alle complexe operaties, chemokuren en behandelingen vinden plaats in Utrecht. Met de andere universitaire ziekenhuizen gaan we een ‘shared care-model’ aan. Dat betekent dat kinderen naar een ziekenhuis in hun eigen buurt kunnen voor de minder complexe behandelingen, zoals controles of een lichtere chemokuur. Wij houden wel de regie over die patiënt; we maken één behandelprotocol waar ieder ziekenhuis zich aan moet houden. Eén vast team is een beetje ouderwets in onze ogen; als je goede afspraken maakt kun je samen zorgen voor het kind.”
Dekker: „Als je kennis uitwisselt kun je die patiënt prima opvangen, maar het gaat in tegen de traditionele rol van de autonome arts. Andere partijen moeten leren loslaten. Onze verantwoordelijkheid ligt met name bij de patiënten en ouders. Vooral aan hen leggen we verantwoording af.”
Wat gebeurt er als tijdens een behandeling een complicatie optreedt, en daar andere artsenteams bij betrokken zijn?
Maljers: „Daarvoor hebben we dat gedeelde behandelprotocol dat we delen met alle ziekenhuizen waarmee we samenwerken. Deze centralisatie van zorg is een grote verandering in Nederland. Je ziet het ook bij andere behandelingen, die worden gecentraliseerd. Zo’n verandering vinden mensen een beetje eng, het is lastig om de organisatie erop aan te passen. Kijk, als het moest, gingen ouders naar de maan en terug voor de behandeling van hun kind, maar wij vinden dat niet meer van deze tijd. Daarom zoeken we de samenwerking.”
Dekker: „Als je iets moet bevechten, zul je altijd vijanden maken. Voor ons is het binnenhalen van Clevers en Monissen het ultieme bewijs dat dit een goed project is. De schermutselingen willen we achter ons laten. De zorg was niet slecht, maar onze ambitie is hoger. Dan schop je tegen gevestigde belangen. Maar nu steek ik mijn hand uit, en die blijf ik uitsteken, want we zoeken de samenwerking.”