Het is pauze en voor de koffieautomaat van ‘de bunker’, de zwaar beveiligde rechtbank in Amsterdam-Osdorp, staat een rij. Een bekende van de verdachten – ze zijn massaal afgekomen op de zitting – haalt een exemplaar van het boek Mocro Maffia tevoorschijn. Hij toont een pagina met daarop een vage foto van iemand met een petje en wijst naar de jongen naast hem. „Kijk, deze man op de foto”, zegt hij grappend, „die lijkt wel een beetje op hem hier toch?”
Kort, zwart krullend haar. Tja, kan ’m zijn, misschien ook niet. Bewijs het maar eens.
Hetzelfde gevoel bekruipt je na de eerste zittingsdag van de rechtszaak tegen drie verdachten die terechtstaan voor de dubbele liquidatie in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt en het schieten op twee motoragenten. Tien dagen zijn voor de zitting uitgetrokken. Tijd die het Openbaar Ministerie goed zal kunnen gebruiken.
Doorzeefde Range Rover
Mocro Maffia is toch weer andere koek dan de penoze uit de tijd van Zwarte Joop en Rooie Sien. De nieuwe lichting Marokkaans-Nederlandse criminelen praat niet graag met de politie. Verklaren doet ze al helemaal niet. Bewijs zal dus moeten komen van getuigenverklaringen, taps, sporenonderzoek. Tachtig rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut zijn in de zaak verschenen, negentig buurtbewoners zijn gehoord, ruim zestig mappen telt de dossierkast achter de drie rechters. Maar is het genoeg?
De omvang tekent het belang van de zaak. Rechtszaken in de ‘mocro war’, vermoedelijk ontstaan na een gestolen partij coke in de Antwerpse haven, zijn spaarzaam. De vete tussen verschillende groepen leidde al tot ruim dertig liquidatiepogingen. Maar geen van allen sprong zo in het oog als die om 22.30 uur op 29 december 2012 in de Staatsliedenbuurt.
De feiten: twee jongens die doodbloeden in een rustige buurt. Tientallen kogels in hoofd, romp en benen van AK47’s, kogels die op 300 meter afstand door 6 millimeter dik staal boren. Omstanders die knallen horen, ‘vuurwerk’, jongens met bivakmutsen zien wegrennen, gierende autobanden, iemand klimt uit het water. Kogelgaten zitten in bomen, verkeersborden, de slaapkamer van een kind. „Ophouden klootzakken”, roept een bewoonster de daders nog na. Een Range Rover doorzeefd met kogels blijft achter.
In de Staatsliedenbuurt raakt de onderwereld die avond de bovenwereld. Het wordt nog erger als motoragenten een van de vluchtauto’s, een Audi RS4, achternazitten. De auto mindert vaart, er gaat een raampje open waaruit een geweerloop verschijnt. De agenten raken door de zee aan ‘doffe knallen’ niet gewond, maar zijn wel woedend: waarom rijdt die Audi niet gewoon plankgas door?
Na de vondst van de twee vluchtauto’s en de wapens zijn acht verdachten in beeld. De een is al geliquideerd, de ander op de vlucht. Een jongen die zich schuilhield in Marokko is daar vorig jaar in deze zaak veroordeeld tot twintig jaar cel. In Osdorp staan nu Anouar ‘Popeye’ B. en Adil ‘Kinker’ A. voor de moorden terecht, net als Stefan S., een drugsverslaafde uit de buurt die vuurwapens en onderdak zou hebben verleend.
Hele stripboekverhalen
Dat ze crimineel zijn, willen de jongens tegenover de rechters best toegeven. Maar met deze moorden hebben ze echt niets te maken. De kluwen aan namen, ‘groepen’, dubbelrollen en tegenstrijdige verklaringen maakt de bewijsgaring er niet makkelijker op. ‘De Daltons’ zouden betrokken zijn, ‘de Turtles’, ‘Popeye’. „Hele stripboekverhalen” worden erbij gehaald, zegt een van de verdachten. „Maar ik ken ze niet.”
Op elk feit hebben ze wel iets aan te merken. „Leest u maar het dossier…” zegt Anouar B. tegen een van de rechters. Ze tonen zich strijdbaar, al blijven ze netjes ‘meneer’ en ‘mevrouw’ zeggen. Soms met stemverheffing.
Advocate Bénédicte Ficq laat haar cliënt Adil A. rustig zijn gang gaan. „Twee jaar zit hij al in voorarrest”, zegt ze in de pauze. „Nu is hij blij dat hij zich eindelijk kan verdedigen.”
Zorgen maakt Ficq zich deze eerste dag alleen over haar toga. Toga’s zijn er bij ‘de bunker’ altijd alleen in mannenformaat. Dat loopt niet lekker. „Ik heb een verzoek ingediend voor een vrouwentoga.”