Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Terrorisme

Moet het regime echt zó streng voor jihadisten?

Zijn jihadisten werkelijk zo vatbaar voor radicalisering in de gevangenis als wordt beweerd? Een promovenda zet hier vraagtekens bij.

Protest op het Plein in Den Haag tegen het regime in de TA.
Protest op het Plein in Den Haag tegen het regime in de TA. Foto Valerie Kuypers/ANP

In de ban van de angst. Zo heet het proefschrift waarop Tinka Veldhuis komende donderdag in Groningen hoopt te promoveren. De titel (Captivated by fear) slaat op de vrees die volgens de socioloog leidde tot de inrichting, vanaf 2006, van een bijzonder soort, enigszins on-Nederlandse, gevangenis: de Terroristen Afdeling (TA) van de gevangenissen in Vught en Rotterdam.

Deze afdelingen dienden slechts één doel: iedereen die van een terroristisch misdrijf werd verdacht of ervoor was veroordeeld, apart en onder een strikt regime opsluiten. Zo moest worden voorkomen dat radicale, jihadistische ideeën onder andere gevangenen werden verspreid. Resocialisatie, een belangrijk doel van de rest van het Nederlandse gevangeniswezen, werd expliciet als doelstelling verworpen, zo blijkt uit Veldhuis’ onderzoek.

Tot nu zaten tachtig gedetineerden vast in de TA’s van Vught en Rotterdam. Samir A. van de Hofstadgroep is de bekendste. Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, zat elders gevangen.

Gezien het politieke klimaat na 9/11 en de moord op Van Gogh, eind 2004, was de afwijkende aanpak begrijpelijk, maar toch ook vreemd, zegt Veldhuis ter toelichting. „Voor het eerst stond namelijk de aard van het misdrijf centraal, en niet het (risico-)profiel van verdachte of dader. Daardoor kon een hele groep mensen in een zwaar gevangenisregime terechtkomen – ook wie voor een relatief licht vergrijp was veroordeeld, zoals het meefinancieren van de voorbereidingen van een terroristische daad. En dat terwijl überhaupt nooit was onderzocht of de basisveronderstelling – dat andere gevangenen vatbaar zijn voor jihadistische ideeën – wel klopte. Mijn onderzoek levert op z’n minst sterke aanwijzingen op dat dit juist niet het geval is.”

Veldhuis stuurde een vragenlijst rond onder gedetineerden van andere gevangenissen. Ze wilde weten hoe verkrachters, fraudeurs, moordenaars en andere ‘reguliere’ gevangenen dachten over de terroristen in Vught en Rotterdam. Dat kon een indruk geven van hun vatbaarheid voor de extremistische ideeën van de terroristen.

Tough guys

Het antwoord van de 120 gevangenen die Veldhuis’ vragenlijst invulden (een respons van zo’n 25 procent) verbaasde de socioloog. „Uit eerder Amerikaans onderzoek bleek dat veel gedetineerden juist opkijken tegen medegevangenen die in een strikt regime zitten. Dat zijn in hun ogen de tough guys.”

Daarnaast was de typologie van de jihadist als held voor veel jeugdige medegevangenen in het publieke debat altijd een hardnekkige. Zo sprak de Belgische politiechef Glenn Audenaert ooit over „een aantal moslimfundamentalisten rond wie een ware idoolcultus bestaat”.

Het onderzoek van Veldhuis leverde echter een geheel ander beeld op. De meeste gedetineerden, zowel moslims als niet-moslims, moesten weinig van de gevangenen in de TA’s hebben, zo bleek uit hun antwoorden. Ze distantieerden zich ervan. „De terroristen stonden in de pikorde vlak boven zedendelinquenten.”

Volgens de promovenda is hiermee niet bewezen dat medegedetineerden niet vatbaar zijn voor jihadistische boodschappen. „Maar het resultaat geeft wel aanleiding tot verder wetenschappelijk onderzoek naar die vatbaarheid.”

Sowieso is er in haar ogen inmiddels aanleiding genoeg voor een zakelijker, minder angstige of ideologische benadering van de Terroristen Afdeling. Eén die wellicht ruimte geeft voor een meer op maat gemaakte aanpak van de gedetineerden, zoals in België gaat gebeuren. Daar zei onlangs minister van Justitie Koen Geens dat alleen voor jihadisten van wie vaststaat dat ze andere gevangenen proberen op te hitsen, te radicaliseren of te ronselen, aparte opsluiting gewenst is.

Visiteren

Verder zijn er steeds meer aanwijzigingen dat het strenge gevangenisregime ongewenste neveneffecten heeft en een rol gaat spelen in de jihadistische propaganda, zegt Veldhuis. „Het verzet tegen het strikte concentratieregime neemt toe, vooral tegen aspecten als het visiteren van de gevangene.” Daar zijn al demonstraties en hongerstakingen tegen georganiseerd.

Ook is er al een filmpje over de inrichting in Vught gemaakt door iemand die daar vastgezeten heeft, vertelt Veldhuis. „Dat circuleert op internet. Eromheen heeft zich een groepje moslims verzameld dat ijvert voor sluiting van de TA’s.”

Het vrijkomen van veroordeelde jihadisten kan eveneens leiden tot een zakelijker beoordeling van de Terroristen Afdelingen; bijvoorbeeld of hun strikte regime de resocialisatie schaadt. De eerste indrukken zijn wisselend. Jason W. van de Hofstadgroep raakte in Vught in de ban van Plato en werd kritisch over jihadisme. Zijn broer Jermaine daarentegen, reisde na zijn vrijlating af naar Syrië.

„Er is geen peil op te trekken”, zegt Veldhuis. „De komende tijd moet blijken of de groep die vrijkomt, bozer de TA verlaat dan ze er is ingegaan. Als dat zo is, wordt de samenleving er niet veiliger op. Dan schiet de Terroristen Afdeling haar doel voorbij.”