Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

In het voorportaal van de hemel beland

Alle aandacht voor de dames en weinig woorden over de theosofie die voor de ontwikkeling van Mondriaans werk zo belangrijk was. Zie voor dat laatste een omvangrijk platenboek met het complete oeuvre, zelfs verdwenen werken.

Illustratie Jordy van den Nieuwendijk
Illustratie Jordy van den Nieuwendijk

Over Piet Mondriaan (1872-1944) gaat het verhaal dat hij in zijn jaren in Parijs vaak naar de hoeren ging. ‘Onder Mondriaan-kenners hoort men wel smiespelen dat de kunstenaar alle hoertjes van Parijs bij naam kende’, schrijft cultuurhistoricus Léon Hanssen in De schepping van een aards paradijs. Piet Mondriaan 1919-1933. Maar er zijn geen aanwijzingen dat Mondriaan seksuele relaties had met vrouwen, concludeert Hanssen resoluut. Het gesmiespel wijt hij aan ‘overdrijving’, die eerder ‘lijkt te wijzen op het ontbreken van een kern van waarheid, tenzij de schilder er een schaduwbestaan op na hield.’

Eerder publiceerde Hanssen een veelgeprezen tweedelige biografie van Menno ter Braak van 1238 bladzijden. Hoewel de meer dan 2000 noten nu naar de site van uitgeverij Querido zijn verbannen, is ook De schepping van een aards paradijs met 574 bladzijden omvangrijk. De eerste volwaardige levensbeschrijving van Mondriaan noemt Hanssen zijn boek in het ‘Woord van dank’, maar dat blijkt het niet te zijn. Zijn biografie beslaat slechts de periode 1919-1933, toen Mondriaan in Parijs woonde en de stad bijna niet uitkwam.

Waarom Hanssen het bij deze jaren heeft gelaten en niet ook Mondriaans latere jaren – in Parijs tot 1938 – heeft beschreven of, beter nog, zijn hele leven, maakt hij niet duidelijk. Zeker, in 1933 greep Hitler met zijn NSDAP in Duitsland de macht, maar er waren slechts zeer weinigen in Europa die toen inzagen dat dit binnen zeven jaar zou leiden tot de Tweede Wereldoorlog en Mondriaan was er daar niet een van.

En ja, in de jaren 1932-33 introduceerde Mondriaan de dubbele lijnen in zijn werk, maar dit was geen radicale verandering. Die kwam pas nadat hij in 1938 wegens het dreigende oorlogsgevaar Parijs had verlaten en na een verblijf van een paar jaar in Londen in 1940 terecht was gekomen in New York. Hier begon hij aan zijn Boogie-Woogie-schilderijen, waaruit de zwarte lijnen die zo vaak voorkomen in de ‘klassieke’ Mondriaans uit de jaren twintig en dertig waren verdwenen en die alleen nog bestaan uit banen en rechthoeken in primaire kleuren.

Landschappen

Toevallig verscheen Hanssens incomplete biografie bijna tegelijkertijd met Piet Mondriaan. Leven en Werk , samengesteld door Mondriaankenner Cees W. de Jong. In dit platenboek staan Mondriaans biografische gegevens in korte stukjes vermeld bij de vele foto’s uit zijn leven en afbeeldingen van zijn schilderijen. Daarnaast bevat Piet Mondriaan artikelen van experts als Marty Bax over onder meer de vroege landschappen. Het boek eindigt met het oeuvre complète in kleine zwartwit-afbeeldingen die Mondriaans nog altijd schitterende ontwikkeling tot de complete abstractie in beeld brengen.

Hanssens stellige ontkenning van Mondriaans bordeelbezoek dient een duidelijk doel. In De schepping van een aards paradijs is Mondriaan de monomane kunstenaar die op basis van een theosofische wereldbeschouwing in zijn dooie eentje de lange weg naar de abstractie voltooide. Al tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij volgens Hanssen in het kunstenaarsdorp Laren een eenling. En toen hij in 1919 terugkeerde naar zijn atelier aan de Rue du Départ waar hij voor de oorlog drie jaar had gewoond en gewerkt, kwam hij in een ander Parijs dan hij had verlaten.

In de Parijse kunst had een retour à l’ordre plaatsgevonden. Zo was de Picasso, vóór de oorlog een van de kubisten die Mondriaan naar het pad van de abstractie hadden geleid, begonnen aan zijn neoclassicistische periode. Hanssen zet Mondriaan in het Parijs van de jaren twintig neer als een geïsoleerde zonderling die de tijdgeest niet had begrepen en ijzerenheinig bleef doorgaan met de reductie van de schilderkunst, tot hij uitkwam bij de ‘universele waarheid’ van zwarte lijnen en kleurvlakken in primaire en niet-kleuren.

Hanssen heeft bewonderenswaardig monnikenwerk verricht. Alles wat tijdgenoten over Mondriaan in Parijs hebben geschreven, lijkt hij te hebben opgespoord. Verschillende keren beschrijft hij hoe sommige bezoekers aan zijn atelier het gevoel kregen dat ze waren beland in een voorportaal van de hemel waar een strikte orde heerste die niet mocht worden verstoord. Ook citeert hij veelvuldig uit wat andere kunstenaars, onder wie Mondriaans bentgenoot van De Stijl, Theo van Doesburg, over hem en zijn werk hebben beweerd.

Bovendien haalt hij veelvuldig filosofen aan. Ludwig Wittgenstein, Walter Benjamin, Martin Heidegger, Theodor Adorno, Roland Barthes en vele andere bekende 20ste-eeuwse denkers wier werk geen enkele rol speelde in Mondriaans leven figureren uitgebreid in De schepping van een aards paradijs. Daar staat tegenover dat Hanssen opmerkelijk weinig aandacht besteedt aan de theosofie die juist wél van grote invloed was op Mondriaans opvattingen. Mondriaans eigen geschriften over kunst die hij onder meer publiceerde in De Stijl doet hij herhaaldelijk af als ondoorgrondelijk gestamel dat niet in de schaduw kan staan van zijn superieure schilderkunst.

Ook in zijn uitgebreide beschrijving van de verhouding die Mondriaan in zijn Larense jaren had met Willy Wentholt, haalt Hanssen er een denker bij: de Deense filosoof Søren Kierkegaard. Nadat hij heeft vastgesteld dat Mondriaan de relatie met Wentholt verbrak omdat hij ‘het geheel’ wilde en dat niet in haar vond, gaat hij uitgebreid in op de mysogyne opvattingen die Kierkegaard vastlegde in Dagboek van een verleider uit 1843. Net als Kierkegaard eiste Mondriaan volledige overgave van de vrouw, schrijft hij, en hij vreesde dat Went- holt dit niet kon opbrengen. In het ‘ethische’ en volstrekt aan de kunst gewijde leven dat Mondriaan wilde leiden, was geen plaats voor een vrouw. Mondriaan was met de kunst getrouwd en moest als vrijgezel ‘de ware weg’ alleen gaan, aldus Hanssen.

Straalverliefd

Toch werd de 57-jarige ‘heilige van Montparnasse’ in 1929 straalverliefd op de 20-jarige Lily Bles toen die samen met haar vader, de schrijver Dop Bles, bij Mondriaan logeerde. De liefde was wederzijds, Hanssen noemt het stel zelfs ‘tortelduifjes’. Twee jaar na de logeerpartij deed Mondriaan haar een huwelijksaanzoek, maar Lily Bles kreeg geen toestemming van haar vader om met de veel oudere en in armoede levende schilder te trouwen.

Hoewel Mondriaan dus blijkbaar twee jaar lang verliefd is geweest op Lily Bles, wijdt Hanssen slechts vier bladzijden aan de affaire. Hij citeert Mondriaans vriend Albert van den Briel die opmerkt dat Mondriaan veel verdriet had na de breuk, maar dat de afwijzing ook een voordeel had. Misschien kon de schilder nu uitgroeien ‘tot een heel nieuw kunstenaarsmens’, die ‘zich voorgoed had verzoend met de wetenschap dat zijn werk zijn enige levensdoel uitmaakte’. Zo houdt Hanssen het beeld intact van Mondriaan als monomane, eenzame eenling die slechts leeft voor zijn kunst.

Toch schiet De schepping van een aards paradijs uiteindelijk zijn doel voorbij. Want juist door de eindeloze citaten uit wat tijdgenoten over hem schreven, lijkt het of Mondriaans leven in Parijs hoofdzakelijk bestond uit het ontvangen van bezoekers, vermaken van logés en corresponderen met andere kunstenaars. Bovendien was hij een fervent danser, die lessen nam en vaak clubs bezocht om er, het liefst met jonge meisjes, te dansen ‘als een robot’. Ook bezocht hij concerten van bijvoorbeeld de futuristische componist Luigi Russolo en maakte hij uitstapjes naar de door Le Corbusier ontworpen villa Stein-de Monzie.

Zo doet De schepping van een aards paradijs ten slotte toch afbreuk aan het beeld dat Hanssen van Mondriaan wil geven. Wie zijn boek uitheeft, kan niet anders dan beamen wat Cees W. de Jong schrijft in Piet Mondriaan. Leven en werk: ‘Mondriaan was [...] zeer goed in staat om persoonlijke contacten te onderhouden en zich te bewegen in het juiste milieu.’ Onbedoeld blijkt ‘Mondriaan de kluizenaar die uitsluitend leeft voor zijn werk’ ook in Hanssens biografie uiteindelijk een mythe.