Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Berlinde De Bruyckere viert de verstilling

Berlinde De Bruyckere, In Doubt, 2007-2008. Was, ijzer, hout, glas, epoxy, 91×58×68cm
Berlinde De Bruyckere, In Doubt, 2007-2008. Was, ijzer, hout, glas, epoxy, 91×58×68cm Foto Mirjam Devriendt

Berlinde De Bruyckere is een ster sinds de laatste Biënnale van Venetië en haar grote overzicht in het SMAK in Gent, vorig jaar. Maar wel een heel ongebruikelijke ster. De Bruyckeres beelden zijn op het eerste gezicht bepaald niet pleasing: ze gaan over verwrongen lichamen en duisternis, over vervorming en bloed, over dood en wederopstanding. Als je haar werk met dat van een andere kunstenaar kunt vergelijken, is het misschien Francis Bacon, maar dan wel een driedimensionale, theatrale variant daarvan – en juist in die derde dimensie wringt het. Bacons schilderijen blijven altijd op afstand en bieden in die afstand ruimte tot interpretatie en contemplatie: andere kamers, andere kaders, andere kleuren. De beelden van De Bruyckere daarentegen staan in dezelfde ruimte als jij, ze verhouden zich tot dezelfde omgeving als jouw lichaam. Je kunt niet weg – alsof je bij de slager tussen de vleeswaren staat.

De Bruyckere lijkt zich wel van dit probleem bewust. Anders dan het overzicht in het SMAK is de presentatie in het Gemeentemuseum opvallend sober – de grote installatie Kreupelhout uit Venetië ontbreekt sowieso. En vooropgesteld: wie rondloopt over haar Gemeentemuseum-expositie kan nauwelijks anders dan bewondering hebben voor de rijkdom van De Bruyckeres werk. Haar oeuvre is net een grote puzzel waarin alle stukken perfect in elkaar passen. Dat begint al bij de manier waarop vorm en inhoud elkaar versterken: elk van De Bruyckeres beelden zijn als gestorven lichamen die diep doordrongen lijken van hun eigen verstarring. De Bruyckere brengt het materiaal in haar beelden niet ‘tot leven’ zoals het cliché wil, ze viert de verstilling, de stolling, het sterven. Tegelijk gaat haar werk over de spanning tussen natuur en cultuur, de mate waarin we menselijke eigenschappen toekennen aan natuurlijke fenomenen (bloedende bomen!) en verwijst ze op intelligente wijze naar de beeldhouwtraditie, bijvoorbeeld door de manier waarop ze speelt met oppervlakte en inhoud, met huid en onderliggend bloed. En dan zitten haar beelden ook nog eens vol met klassieke verwijzingen, bijvoorbeeld naar de mythe van Apollo en Daphne, waarbij Daphne, die wordt opgejaagd door de geile God Apollo, liever in een laurierboom verandert dan toe te geven aan zijn avances. Inderdaad: transformatie, Ovidius, stolling, natuur-cultuur, de kunstenaar als schepper en als dader – het zit er allemaal in.

En toch kun je nu al voorspellen dat deze tentoonstelling het succes van het SMAK bij lange na niet gaat evenaren. De reden daarvoor is eigenlijk heel simpel: De Bruyckeres barokke, katholieke beeldtaal past absoluut niet bij het calvinistische Haagse museumgebouw. Hier botsen twee werelden die zich geen raad met elkaar weten. De Bruyckere heeft onmiskenbaar geprobeerd het beste van de omstandigheden te maken, bijvoorbeeld door relatief veel aquarellen op te hangen, maar dat kan niet voorkomen dat het geheel voelt als een compromis, alsof De Bruyckere water bij de wijn van haar geloof heeft gedaan.

Daardoor ontbreekt ineens de wil om in haar werk te geloven, word je voortdurend om de oren geslagen met het besef hoe theatraal het wel niet is, hoezeer het smacht naar grote gevoelens en grote emoties. Misschien is dat de les van deze tentoonstelling, zeker als je deze vergelijkt met de succesvolle Rothko-tentoonstelling van de afgelopen maanden: geen hoogmissen in lutherse kerken. God mag dan huizen in het detail, hij zet ook graag hele werelden naar zijn hand.