Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Opvoeden

Het familiegeheim: je vader is je vader niet

Anja Delwel (57) kreeg in augustus te horen dat ze haar hele leven is voorgelogen. Door haar hele familie. De man die zij haar vader noemde, was dat niet. Haar zus maakte een eind aan het familiegeheim. Zij heeft kanker en wilde het niet mee haar graf in nemen. Door Merlijn Kerkhof Foto Mieke Meessen

Ze was die dag met haar twee zussen naar het graf van haar vader geweest. Nadat ze bloemen hadden neergelegd, stelden de zussen voor om koffie te drinken. Ze moesten wat vertellen, en het liefst bij haar thuis. Ze waren zenuwachtig. Anja was bang dat haar zus Carla slecht nieuws had, dat het over euthanasie zou gaan. Carla heeft kanker, uitzaaiingen in haar lever. Ze is waarschijnlijk niet meer te redden.

Maar het ging niet over Carla’s ziekte. De zussen hadden ander nieuws.

„Misschien had je al een vermoeden, maar Wim Delwel is niet jouw biologische vader”, zei Carla haar. Anja verstijfde. „Ik zei: ‘nee, ik wist het niet’”, zegt ze. „Maar ik kijk er niet van op.”

Het gesprek met haar zussen duurde anderhalf uur. Ze dacht terug aan die keer dat ze als tiener in een ruzie aan haar vader vroeg of hij haar vader wel was. Een opwelling. Maar hij had zó gekwetst gereageerd. Had Anja dan misschien toch ergens een vermoeden gehad, onbewust?

Anja Delwel werd geboren op 24 september 1957, ze was het oudste kind in het gezin. 57 jaar lang slaagde haar familie erin het geheim voor haar te bewaren. Haar ouders namen het mee in hun graf – haar pleegvader overleed in 2001 aan ALS, haar moeder stierf in 2009. Tot afgelopen 31 augustus had geen familielid ooit een woord tegen haar uitgesproken over haar echte vader.

Hoe is het om erachter te komen dat je vader je vader niet is? Dat is één ding. Maar bij Anja was méér aan de hand. Dat Wim haar vader niet was, zo vond ze uit, dat wist iedereen. En dan bedoelt ze iedereen: ooms, tantes, nichten, neven, achternichten en -neven, de buren, verre kennissen. Hoe heeft haar familie dit zo lang voor haar verborgen gehouden? En waarom? En wie was haar vader dan wél?

Twijfels

Anja Delwel heeft dik, krullend haar. Blauwgrijze ogen. Heel anders dan haar moeder, zussen, broer en de man die ze nog steeds haar vader noemt. In doen en laten verschillen ze al helemaal. Anja was de rustigste van het gezin uit Rotterdam-Overschie waar ze nog altijd woont, de serieuze. Haar ouders hadden Het Vrije Volk. Zij was de enige die de krant las. Verdacht? Nee, zegt Anja, „Ik dacht: elke familie heeft zo iemand die anders is. Bij ons ben ik dat toevallig.”

Als kind had ze geen reden om eraan te twijfelen of Wim Delwel echt haar vader was. Dat deed de buitenwereld wél. Als puber ging ze met haar zus Carla naar de jeugdsoos. Als ze daar aan een vreemde vertelden dat ze zussen waren, werd het niet geloofd. Ze hadden zelfs een keer hun paspoorten meegenomen als bewijs: zie je wel, we zijn écht zussen.

Langzaamaan namen de twijfels bij Anja toe. Ze had veel ruzie met haar vader, maar ja, dat hadden ze thuis allemaal. Anja voelde zich een outsider in een chaotische familie. Ze was de enige die haar administratie op orde had, op school deed ze het beter. Haar zussen, broer, haar vader? Extraverte types. Zij niet. „Ik vroeg me wel eens af: pas ik nou niet bij mijn familie, of passen zij niet bij mij? Ze waren met doe-dingen bezig, terwijl ik me in een boek kon terugtrekken. Ik houd van natuur, ik wandel graag. Mijn zussen niet. Die wandelen alleen in de Koopgoot.”

Toen ze ging trouwen, vroeg ze bij de gemeente haar geboorteakte op. Daarin bleek iets vreemds te staan. „Er stond iets in de kantlijn geschreven. Het bleek dat ik pas ná mijn geboorte door mijn vader was erkend. Daarna zijn mijn ouders getrouwd, waarmee ik gewettigd was. Toen ik mijn moeder ermee confronteerde, zei ze: ja, het was een rommelige tijd. Daarmee was de kous af.”

Die kwestie rond de geboorteakte: ze vergat het weer. Net als die keer dat ze bij de kapper zat, die opmerkte dat ze wel een héél andere haarstructuur had dan haar zus.

De zussen

Carla en Joke zitten op de bank bij Joke thuis in Barendrecht. Het heeft gesneeuwd. Alles in de kamer is in aardetinten, er staan Thaise Boeddhabeelden. Carla lijkt in niets op haar oudere halfzus, al speelt misschien mee dat ze een pruik draagt. De kanker.

Carla had het familiegeheim op haar veertiende gehoord van een nichtje. Ze moest beloven nooit iets los te laten. Joke, de jongste, die kapster is, had het ooit opgevangen toen haar ouders ruzie hadden. Ze herinnert zich dat ze naar boven stormde om het met Carla te bespreken. Is het waar, vroeg ze. De zussen durfden hun ouders er destijds niet mee te confronteren.

Dat ze nooit iets hebben losgelaten, wijten ze aan de stugge relatie met hun ouders. Over belangrijke zaken sprak je niet niet met je ouders. Carla: „Onze vader was vreselijk driftig. Er hoefde maar iets in zijn weg te staan en hij knalde erop los. Hij dronk vreselijk veel.”

Joke: „Een alcoholist.”

Carla: „Je weet niet waar die ruzies tussen mijn ouders over gingen, hè.”

Joke: „We hadden een moeder met een jonge ziel, werd ons eens gezegd. Als er iets met ons was, moesten wij haar troosten in plaats van andersom.”

Waarom ze het Anja juist nu verteld hebben? Dat komt door de ziekte van Carla. „Mijn vader, mijn moeder… Ik wilde niet de derde zijn die het geheim in zijn graf mee zou nemen.”

En waarom al die jaren dan niet? „We vonden het de verantwoordelijkheid van onze ouders”, zegt Joke. Ze denkt er nu nog zo over.

Toch stond ze een paar keer op het punt het Anja te vertellen. Toen ze een kind kreeg, haar beide ouders leefden nog, stapte ze op haar moeder af. „Ik zei: ‘vertel nou eens hoe het zit’. Daar schrok ze van. Ze huilde, ze zei dat mijn vader niet wilde dat ze het zou vertellen omdat hij bang was dat mijn zus hem de rug toe zou keren. Dat bleek helemaal niet te kloppen: mijn vader had het gewoon willen vertellen, weten we van een buurvrouw. Ze had ook gelogen dat Anja’s vader voor haar geboorte was overleden. Ze dacht: als ik dit zo vertel, gaan ze niet verder zoeken.”

Nu baalt ze ervan dat ze niet heeft doorgezet. Ze had het eens met Carla besproken, maar die adviseerde haar zus om te zwijgen. Carla: „Het was niet onze taak. Ik vond dat mijn moeder het moest doen. Ze durfde het gewoon niet. Tegelijkertijd dachten we: ze zal het heus wel een keer opbiechten. Die keer kwam niet.”

Bovendien was er altijd wel een reden het niet te vertellen. Een trouwerij, de ziekte en dood van hun vader. Maar juist toen hun vader ziek werd, hadden ze door moeten zetten, zeggen de zussen nu. Toen de diagnose ALS werd vastgesteld, begon Anja zich zorgen te maken: zou het de erfelijke variant zijn? Zou haar eigen dochter mogelijk later ALS krijgen? „Toen schrokken we wel”, zegt Joke. „Wij wisten natuurlijk dat onze vader niet de opa was van Anja’s dochter.”

Joke sprak in totaal drie keer met haar moeder over Anja’s vader. Met haar vader sprak ze er nooit over. „Maar ma vertelde het aan iedereen, hoor, in detail”, zegt Carla. „Iedereen die ze maar een paar weken kende.”

Hoe kan het dan toch dat Anja nooit iets te weten kwam?

Carla: „Het hield niemand echt bezig. Geen desinteresse hoor, maar: het was gebeurd. Onze vader had die taak op zich genomen, klaar. Veel mensen dachten ook dat Anja het wel wist.”

Joke: „Veel familieleden aan mijn vaders kant zeggen: waar ben je nou naar op zoek, Anja, je vader was toch goed voor je? Ze steken gewoon hun kop in het zand.”

En nu? Voelen de zussen zich schuldig over het feit dat zij hun zus nu pas over haar vader hebben verteld?

Carla zegt resoluut nee. „Ik vind het heel jammer dat het zo lang heeft moeten duren, maar het was niet onze verantwoordelijkheid.”

Joke kampt wel met een schuldgevoel: „Ik heb het een paar keer laten varen. Steeds dacht ik: ik haal twee levens overhoop, dat van mijn moeder én dat van Anja, kunnen ze dat wel aan? Ik wilde Anja niet verdrietig maken. Maar als ik het eerder had verteld, had Anja misschien haar vader nog kunnen zien.”

Ze zijn opgelucht. En blij dat Anja niet boos op hen is, hun halfzus die nooit als een halfzus heeft gevoeld. „Anja gaat dit uitspitten tot op de bodem, dat zit in haar aard”, zegt Joke. „Maar ik hoop niet dat het haar leven gaat beheersen”, vult Carla aan. „Als ze niet verder komt, moet ze op een gegeven moment ook zeggen: het is zoals het is.”

Wie is hij?

Al op het moment dat haar zussen de deur uit zijn, begint Anja’s zoektocht. Ze heeft geen tijd te verliezen. Tijd om boos te zijn heeft ze ook niet: dat zou haar alleen maar belemmeren in haar relatie met haar zussen die haar juist zo nodig hebben nu Carla ziek is.

De zussen hadden haar maar weinig kunnen vertellen. Alleen dat haar vader van buitenlandse afkomst was. En dat hij waarschijnlijk dood is.

Alle familieleden die ze belt zeggen precies te weten wat de reden is van haar telefoontje. Maar informatie hebben ze niet. De ene nog levende broer van haar moeder blijkt sterk achteruitgegaan in zijn geheugen. Slechts een paar familieleden van haar moeders generatie hebben informatie waar ze iets aan heeft.

Pas als ze een nicht van haar moeder belt, hoort ze een naam: Jan.

Zo moet het ongeveer zijn gegaan: haar moeder Jenny de Rijke en Jan hadden in 1956 een kortstondige relatie. Zijn moeder was Tsjechisch, zijn vader Nederlands. De Rotterdamse Jenny was 19, Jan zal niet veel ouder zijn geweest. Jenny’s broer herinnert zich dat hij blond was. Mogelijk hebben de twee elkaar ontmoet in Den Haag, waar Jenny vaak kwam omdat haar zus daar woonde.

Toen Jenny hem opzocht om de relatie te verbreken, kon ze hem toch niet weerstaan. Tijdens die ontmoeting zou Anja zijn verwekt.

Jan bood aan te trouwen. Hij drong aan. Zij wilde niet: ze zou hem te lief hebben gevonden.

Tijdens de zwangerschap logeerde Jenny bij haar zus in Den Haag. Daar zou ze nog regelmatig contact hebben met Jans moeder – ze waren dol op elkaar. Maar tussen Jan en Jenny kwam het niet meer goed. Toen ze een paar maanden zwanger was, ontmoette ze een ander: Wim Delwel, die Anja zou opvoeden.

Dat ze in verwachting was, nam hij voor lief. Mits Jan uit beeld verdween.

Toen hij weer toenadering zocht, werd Wim boos. Anja vertelt het zichtbaar aangedaan: „Hij is naar Den Haag gegaan om mijn biologische vader in elkaar te slaan.”

Ze doet er nu alles aan om te achterhalen wie Jan was. Ze schreef zich al in op websites voor mensen die op zoek zijn naar familie, zoals contactregister.nl. Ze benaderde het opsporingsprogramma Spoorloos. Ze nam contact op met de Tsjechische en Slowaakse ambassades. Maar zolang ze geen achternaam heeft van haar vader of van haar oma – die als ze nog zou leven waarschijnlijk in de negentig is – kan ze vrijwel niks.

Op tafel ligt een turquoise ordner. Op de zijkant heeft ze een plaatje geplakt: de vlag van Tsjechië. Haar zoektocht wordt zorgvuldig gedocumenteerd. Ze spitte alle fotoalbums door. Zag ze haar moeder met een onbekende man, dan werd de foto de volgende dag aan haar familie voorgelegd. Zonder resultaat. Niemand weet wie de mannen zijn.

Nu is haar hoop gevestigd op dit artikel. Ze hoopt dat mensen die informatie hebben zich melden. Mocht dat tot niets leiden, overweegt ze een privédetective in te huren. Haar vader mag dan misschien niet meer leven, ze wil weten waar ze vandaan komt. Mensen vinden in wie ze zich herkent. Binnenkort gaat ze voor het eerst met haar gezin naar Tsjechië. Kijken hoe het daar is.

Weekendje Valkenburg

Pas zijn ze een weekendje weg geweest, de drie zussen bij elkaar, naar Valkenburg. Het was gezellig, ondanks Carla’s slechte gezondheid. En ondanks de onthulling over Anja’s vader. Er worden al grapjes over gemaakt. „Ik zei dat ze me voortaan wel Annie Przewalski mogen noemen”, zegt Anja.

Toch blijft ze erover nadenken: hoeveel verjaardagen heeft ze wel niet gevierd terwijl zij de enige was in de ruimte die niet wist dat Wim Delwel niet haar vader was? „Het doet me veel verdriet, maar ik snap ook dat ze bang waren dat ik boos op hen zou worden. Dat Carla zo ziek is, dat vind ik echt wel erger dan mijn probleem. En ik zie ook positieve kanten. Mensen zijn met mij begaan, ik heb weer contact met familieleden die ik jaren niet heb gesproken.”

Lang had ze geen nieuwe informatie meer gevonden over haar vader. Tot ze een paar weken terug een nicht van haar moeder sprak. Dit vertelde ze: Anja, nog een kleutertje, was aan het spelen in de straat van haar ouderlijk huis toen haar vader voorbijreed. Haar oma zag het allemaal – het kon geen toeval zijn dat hij zich daar liet zien. De twee zouden elkaar recht in de ogen hebben gekeken. Zonder elkaar te hebben herkend.